Rabbijn Lopes Cardozo heeft gelijk als hij in zijn Crescas-column van 12 mei zegt dat zonder het religieuze jodendom het Joodse volk niet zou hebben overleefd. Het vieren van de sjabbat, het houden van kasjroet en het uitvoeren van de voorgeschreven rituelen, dat alles stelde de Joden in staat het onmogelijke te overleven. Lopes Cardozo haalt Asher Ginsberg aan, de dichter en filosoof die onder het pseudoniem Achad Ha’am bekend staat als een grote Joodse spirituele leider: “Meer dan dat de Joden de sjabbat in leven hebben gehouden, is het de sjabbat die de Joden in leven heeft gehouden.”
Daar zit veel waarheid in, maar de gevolgtrekking die de rabbijn maakt is wat mij betreft dubieus: die komt erop neer dat we (vertaald) “zelfs als men zou geloven dat het jodendom niet is geworteld in een goddelijke openbaring, maar door mensen is geschapen” de religieuze traditie op dezelfde wijze moeten voortzetten als waarin die ons is overgeleverd. Want die traditie heeft ons altijd doen overleven. Dat kán dus betekenen: doen alsof, en dat dan benoemen als de authentieke traditionele identiteit, in ieder geval geen “geleende nationale identiteit”. De combinatie van doen alsof en authenticiteit die Lopes Cardozo hier presenteert vind ik ongeloofwaardig.
Ik denk dat ik wel snap wat Lopes Cardozo bedoelt. Waarschijnlijk gaat het hem om een soort basisvertrouwen, en dan is het niet zo belangrijk meer of je ‘doet alsof’ of werkelijk ‘gelooft’ in de goddelijke openbaring. Een dergelijk vertrouwen in God is inderdaad altijd de basis geweest voor het blijven onderhouden van de traditie en het geloof in een goede afloop van de geschiedenis. En als ik rabbijn Evers in de documentaire Het beloofde land hoor zeggen dat het houden van de geboden ervoor zal zorgen dat de Eeuwige op het geëigende moment ook de staat Israël te hulp zal komen, dan is dat precies een vorm van dat vertrouwen.
Maar voor velen van ons klinkt dat toch net een tikkeltje té bizar, een dergelijk goddelijk ingrijpen in de concrete geschiedenis. Dat is doen alsof er sinds pakweg de achttiende eeuw niets veranderd is in het Westen. We zijn als cultuur namelijk wel de onbevangen vanzelfsprekendheid kwijtgeraakt waarmee tot ongeveer 1800 godsdiensten als gezaghebbend werden aanvaard. Autonoom en kritisch denken kwam in de mode, en als Lopes Cardozo nu oproept tot het (weer) volgen van de traditionele rituelen zal dat voor velen die die oproep volgen niets anders betekenen dan: doen alsof. Zij praktiseren de oude gebruiken alsof het nog net zo authentiek is als vóór de Verlichting. Maar dat is niet zo.
Als ik zeg dat het vanzelfsprekende vertrouwen van vroeger is verdwenen bedoel ik niet dat vertrouwen daarmee heeft afgedaan, en dat in plaats daarvan alleen strategie en berekening nog tellen. Nee, wat mij betreft heeft iedere daad van menselijke communicatie en engagement misschien wel iets van een sprong in het diepe in zich, en daarmee van vertrouwen. Het lijkt op wat Denker des Vaderlands Marjan Slob onlangs in Trouw over vertrouwen zei: “Dat gaat altijd over een relatie, maar geen symmetrische. Er zit een element van afhankelijkheid in, van macht soms ook, want de één hoopt iets van de ander zonder dat te kunnen controleren of af te dwingen. Nog een factor: onzekerheid. Je wilt kunnen vertrouwen op een ander, of op een instelling, maar je weet nooit helemaal zeker of dat bewaarheid wordt. Vertrouwen is een leap of faith: je waagt een sprong en hoopt dat je niet bedrogen uitkomt.”
Het is dus in ieder geval iets wat zich aan het volstrekt rationele denken onttrekt, noem het maar religieus. “Verder: als je vertrouwen wilt wekken, volg dan niet alleen de protocollen en procedures, maar luister ook goed naar de mensen voor wie je het doet. Wees gevoelig. Vraag je steeds af of de vragen waarop jij een antwoord zoekt ook de hunne zijn. Alleen door echte betrokkenheid kan vertrouwen groeien.” Dat de kerken, nota bene de specialisten van de leap of faith, in een recente CBS-enquête zo slecht scoren als vertrouwenwekkend instituut, kan Slob alleen begrijpen door te constateren dat “de kerken kennelijk drukker bezig zijn met andere zaken dan met het overbrengen van het belang van die sprong.”
Toegepast op haar, Joodse, religie bevestigt rabbijn Marianne van Praag in een recent Volkskrant interview dat het in haar werk júist gaat om vertrouwen: “Voor mij is dat een manier van leven. Niemand van ons vraagt of je gelooft, zolang je maar het goede doet”. Het gaat haar dus ook om dóen, maar dat staat niet gelijk aan het houden van de regels. Haar jodendom “gaat in de kern om de intuïtieve dimensie, uiteindelijk om de ziel. Ik geloof dat onze zielen deel uitmaken van een groter plan waarover we geen overzicht hebben.” Het goddelijke is als een diamant met allerlei facetjes, en daar zie je af en toe een facetje van stralen. Zoals in het gesprek dat ze op dat moment voert met de interviewer.