Het centrum voor mensenrechten van de VU heeft stomme fouten begaan. Je onderzoeksprogramma naar mensenrechten mede laten financieren door China wekt argwaan en als je vervolgens ook nog zegt dat de Oeigoeren niks te lijden hebben, dan wordt die argwaan bevestigd. Voor die stommiteiten moet het centrum boeten op dit moment. Het krijgt de wind van voren in de publiciteit en raakt een deel van zijn inkomsten kwijt. Toch vind ik het geluid van het centrum, afgezien van de missers, zo gek nog niet.
Het Cross Cultural Human Rights Centre (CCHRC), zoals het officieel heet, hanteert de zogenaamde ‘receptorbenadering’ van mensenrechtenkwesties zoals de vrijheid van meningsuiting, onderdrukking van dissidenten en opvang van vluchtelingen. De kern van die aanpak, onder meer gepropageerd door de hoogleraren Tom Zwart en Peter Peverelli, is om in plaats van de dialoog aan te gaan via instituties zoals de VN of westerse mensenrechtenorganisaties aan te sluiten bij lokale structuren en bij de waarden in een lokale cultuur die vaak erg lijken op de mensenrechten maar eigen accenten leggen.
Tom Zwart verwoordt het motief achter de receptorbenadering als volgt. “De VN doet alsof mensenrechten altijd gestoeld moeten zijn op liberale waarden zoals autonomie, individualisme, rationaliteit, en dat ze altijd moeten zijn verankerd in een rechtssysteem. Ik ben zelf liberaal en jurist en zie de voordelen hiervan wel in, maar ik zie niet in waarom dit de enige manier zou moeten zijn. Hoe kun je samenlevingen die minder liberaal zijn en wat minder waarde hechten aan het formele statelijke recht, toch binnenboord houden omdat ze wel hun best doen? De VN heeft daar baat bij, want ze verliest steeds meer draagvlak.”
Deze redenering snijdt hout en wel om twee redenen. Ten eerste hebben Zwart en Peverelli een punt als ze zeggen dat de universalistische pretentie van het VN-mensenrechtenverdrag – het zou ‘de enige manier’ van formulering zijn – problematisch is omdat die arrogant overkomt en lokale rechtstradities onderschoffelt. En ten tweede: ook al gelooft het Westen zelf in die universele mensenrechten, het is er zelf nooit in geslaagd om er consequent naar te handelen.
Wat is er problematisch aan de universalistische pretentie van het VN-mensenrechtenverdrag? Die pretentie is op zijn minst voorbarig zolang andere volkeren en culturen, bijvoorbeeld de Chinese, de Indiase en sommige Afrikaanse, zeggen dat zij niet zoveel hebben met de VN-formules. Wie zijn wij dan om hen die formules als hoogste waarden voor te schrijven? Dat lijkt toch wel erg op Westerse culturele arrogantie. Deze gedachte verliest iets van zijn kracht als je vaststelt dat er wel degelijk individuen van over de hele wereld, China, India en Afrika incluis, een beroep doen op door de VN geformuleerde mensenrechten en onderdrukking aan de kaak stellen. Maar als miljoenen anderen geen probleem hebben met de afwijzing van het VN-verdrag door hun regeringen, dan kun je die rechten moeilijk universeel noemen.
Het tweede punt – namelijk dat het Westen boter op het hoofd heeft vanwege het niet of slechts selectief naleven van zijn eigen mensenrechtenverklaringen – werd als punt onlangs aangedragen door Kiza Magendane in zijn NRC-column. Hij wijst erop dat het Verdrag voor de Rechten van de Mens van 1948 en het Vluchtelingenverdrag van 1951 vanaf het begin een exclusief karakter hadden. Zij kwamen immers tot stand in een “tijd waarin sommige bewoners van planeet aarde door toonaangevende landen nog niet als ‘mens’ werden erkend. Kolonisatie, Jim Crow, apartheid waren nog een realiteit.” Het is wat makkelijker praten over universaliteit als hele volksstammen buiten het universum vallen. Zo kon men feitelijk doorgaan met het uitbuiten van koloniën, het omverwerpen van socialistische regimes en het discrimineren van zwarten, want dat was toch Verweggistan en het ging niet echt om mensen. En er is in dat opzicht niet veel veranderd, zegt Magendane, want push-backs en migratiedeals maken het mensenrecht om asiel te vragen tot een farce. Voor de niet-Europese mens, wel te verstaan. Het Westen meet feitelijk met twee maten.
Alles bij elkaar genoeg reden voor de vraagtekens die het CCHRC plaatst bij de heilige status van het mensenrechtenverdrag in het Westen. En voor het zoeken naar meer pragmatische benaderingen voor het waarborgen van rechten van dissidenten en vluchtelingen. Dat sluit aan bij de bedenkingen die Hannah Arendt al in de jaren vijftig had over de waarde van het Vluchtelingenverdrag.