Napoleon is een bevrijder van Joden. Hij schaft de getto’s van Ancona en Venetië af en verankert de emancipatie van Joden in de gelijke rechten van zijn beroemde Burgerlijk Wetboek uit 1804. Hij roept een Groot Sanhedrin bijeen en organiseert de Israelitische ‘kerk’ in zijn keizerrijk. Napoleon wordt zelfs gevierd als een nieuwe Mozes die een terugkeer naar Zion heeft voorgesteld. Assimilatie van staatswege heeft echter een keerzijde. Napoleon plaatst ‘woeker en andere achterlijke Joodse gebruiken’ onder scherp toezicht van zijn prefecten. En Joodse arrondissementen met leken-consistories maken korte metten met de autonomie van de Joodse gemeenten. Rabbijnen in Oost-Europa erkennen dat als Napoleon triomfeert, Joden veel beter af zijn. Toch blijven ze, ondanks lokale pogroms, liever onder de knoet van de tsaar, omdat de Joodse cultuur rond haar gelovige praktijken daar wèl kan voortbestaan. Deze column gaat niet nader in op de gevolgen van de keizerlijke decreten en militaire campagnes voor de Joden van Europa. Wel volg ik Napoleon als opperbevelhebber van de Franse Republiek die na de Franse veldtocht naar Egypte ook Palestina en Syrië probeert te veroveren. De volgende column bespreekt zijn ‘proclamatie van een Joodse staat’ van 1799.
De Franse verovering van Egypte beoogt via het creëren van twee havens bij de landengte van Suez de handelswegen naar India te beheersen en zo de groeiende Britse commerciële macht aan te pakken. Egypte is een provincie van het Ottomaanse Rijk waar de macht feitelijk in handen is van de militaire kaste van de Mamelukken. Hierdoor ontsnapt ze grotendeels aan de controle van Istanboel. Omdat de ervaren Franse troepen technisch en organisatorisch superieur zijn, weet Napoleon het veel grotere leger van de Mamelukken in de ‘Slag bij de Pyramiden’ (juni 1798) te verslaan, zoals op dit beroemde tableau van Gross te zien is.
Napoleon poogt nu de notabelen van Caïro aan zijn kant te krijgen door zich te presenteren als een verlicht bewonderaar van Mohammed en als de vernieuwer van de Arabische beschaving die door het despotisme van de Ottomaanse sultan is geblokkeerd. Hij beroept zich op de historische mythe die stelt dat de beschaving ontstaat in Egypte als architectonische wijsheid. Dan manifesteert zij zich in de Grieks-Romeinse cultuur als filosofie, burgerzin en recht. Als Arabieren die ontwikkeling overnemen, komen de wetenschappen tot bloei. Daarna arriveert zij in Europa, maar pas met de Franse revolutie komen al die momenten samen. Haar superieure beschaving wordt niet verbreid door het scheppen van nieuwe naties, maar door het doen herleven van de oude. Vandaar dat Napoleon zich tegenover de sultan en de Ottomaanse aristocratie opwerpt als bevrijder, niet alleen van het Egyptische, maar ook van het Griekse volk. Intussen staat de Britse pers vol berichten dat de Franse missie de oprichting beoogt van een ‘Joodse Staat in Palestina’. Werpt Napoleon zich dan ook op als wegbereider van de Messias?
In augustus 1798 vernietigt een Britse vloot onder admiraal Nelson bijna de hele Franse vloot in de ‘Slag bij Aboekir’. Groot-Brittannië verbindt zich daarna met het Ottomaanse rijk en steunt tegenover het Arabisch patriottisme van Napoleon juist de pretenties van de sultan als kalief van de soennitische moslims. Sultan Selim III beveelt nu twee legers zich gereed te maken om Napoleon uit Egypte te verdrijven. Het ene moet met schepen naar Egypte gaan, het ander moet de Fransen vanuit Palestina aanvallen. Ottomaanse legers zijn meer bedreven in belegering, Franse legers in snelle veldslagen. Napoleon maakt nu van de nood een deugd: voordat beide legers zich kunnen verenigen trekt hij op 5 februari 1799 met zo’n 13.000 man richting Syrië. Reeds bij het Sinaï-fort El-Ariesj stuit hij op felle tegenstand van troepen van Jezzar Pasja, ‘de slager van Acre’ (Akko). Op 20 februari capituleert het garnizoen, maar Napoleon schendt het overgaveverdrag. Met de voorraden van het fort rukt hij nu op naar Gaza waar ze vier dagen later opnieuw grote hoeveelheden voedsel en munitie buit maken. Jezzar Pasja wil een frontale veldslag voorkomen; de versterkte kustplaatsen moeten Napoleons opmars naar Acre vertragen tot hij hulp krijgt uit Syrië en van de Britse vloot. Op 1 maart wordt Ramla ingenomen. De weg naar Ottomaans Jeruzalem, met haar voorname Christelijke en Joodse minderheden (bijna 2000 Joden op 8750 inwoners), ligt nu open.
Waarom Napoleon niet naar deze drievoudig heilige stad, maar naar Jaffa (nu deel van Tel Aviv) trekt is nog steeds omstreden. Op 7 maart wordt de havenstad bestormd, ingenomen en geplunderd. Van het 5000 man sterke garnizoen sneuvelen er 2000 bij de verdediging, 500 worden naar Egypte teruggestuurd en 2500 krijgsgevangenen worden op bevel van Napoleon gefusilleerd. En honderden door zijn soldaten buitgemaakte vrouwen worden op last van ‘de slager van Jaffa’ gewurgd. Nu breekt ook nog de pest uit in de stad! Om de paniek onder zijn soldaten te dempen, isoleert men de getroffenen in twee kloosters. Om indruk te maken op zijn troepen en zijn buitengewone krachten te demonstreren bezoekt Napoleon, zoals vroeger de vorsten, de pestlijders van Jaffa. Na de slachtpartij vaardigt Napoleon een proclamatie uit, die stelt dat hij niet is gekomen om de mensen van Palestina te bestrijden, maar Jezzar Pasja. Hij belooft de inwoners hun godsdienstvrijheid en hun eigendommen te beschermen. De slachting van Jaffa dient als schrikwekkend voorbeeld. Mijn vrienden zullen welvaren, mijn vijanden zullen tenonder gaan. Deze proclamatie op naam van Napoleon besluit met een toespeling op de beginregel van de Koranhoofdstukken: Bovenal kan het gewone volk rekenen op mijn erbarmen en mijn barmhartigheid.
Napoleon wordt op zijn tochten vergezeld door tientallen geleerden, ingenieurs en landmeters die de archeologie, de natuurlijke historie en de topografie van deze landen onderzoeken en vastleggen. De resultaten worden na 1808 gepubliceerd in de 23 dikke delen vol grote gravures van de Description de l’Egypte. Vanwege haar militair-strategische betekenis verschijnt het atlasdeel in 1818 als laatste. Deze Topografische kaart van Egypte en enkele aangrenzende landen in 47 bladen op de schaal van 1: 100.000 heeft Franse èn Arabische opschriften. Voor Palestina van Gaza tot Akko worden vier grote bladen gebruikt. Tijdens deze expeditie op vijandig terrein is het landmeten natuurlijk beperkt tot de gebieden waar het Franse leger doorheen trekt. De betrouwbaarheid loopt zelfs binnen één vel behoorlijk uiteen. Een deel is correct gemeten en getekend, een ander deel is een compilatie van oudere kaarten of wordt blanco gelaten. Dit keer toon ik blad 44 met Jeruzalem en Jaffa.
De grote onverharde landwegen (Sekkeh Sultanieje) met landerijen en dorpen van de kustvlakte zijn redelijk nauwkeurig weergegeven, maar het ontbreken van waarnemingen vanaf Franse schepen vertekent de kust onder Jaffa behoorlijk: een grote baai in plaats van een rechte lijn. Naar het binnenland wordt de kaart echter problematisch en de stad Ramallah (ten noorden van Jeruzalem) ontbreekt. Franse kampementen worden gemarkeerd door zwaard en musket en gedateerd. Uit de kaart valt af te leiden dat de economische bloei en de demografische groei van Palestina in de achttiende eeuw tot een herbevolking van het kustgebied heeft geleid. Ook de vele landerijen in valleien zijn een nieuwigheid. Traditioneel staan dorpen namelijk op heuvels en zijn alleen nabije gronden bestemd voor landbouw door families. De valleien en de kuststrook worden vooral gebruikt voor extensieve veeteelt door locale clans. Sinds voorgangers van Jezzar Pasja de strooptochten van Bedouinenstammen met harde hand terug wisten te dringen, kunnen ook die valleien en het kustgebied als akkerland worden benut. Nu wordt duidelijk waarom sommige nomadenstammen met de Franse legers ten strijde trekken tegen Jezzar Pasja. De volgende column onderzoekt hoe Napoleon bij het beleg van Akko niet alleen Druzen, Sjiïeten en Maronieten maar ook de Joden poogt in te palmen.