Israel Zangwill schrijft met zijn Children of the Ghetto (Londen/Philadelphia 1892) de eerste Engels-Joodse bestseller. In die roman geeft deze Cockney Jew de lezer een fascinerende inkijk in de migrantengemeenschap van East End die voor de Joodse middenklasse van West End bijna net zo vreemd is als voor niet-Joodse Britten. Deze getto-roman zit vol tragiek en vol humor: You are like the man who, when he was accused of being twenty years older than the maiden he desired, replied: ‘But when I look at her I shall become ten years younger, and when she looks at me she will become ten years older, and thus we shall be even.’ Zangwill wordt 1864 in Oost-Londen geboren, zijn vrome vader uit Litouwen is marskramer en zijn eigenzinnige moeder komt uit Polen. Hij bezoekt de Jews’ Free School, waar hij later leraar zal worden, en studeert aan de London University. Als journalist schrijft hij artikelen en commentaren voor tijdschriften als de Jewish Quaterly Review.
Israel Zangwill (1864-1926)
Als auteur publiceert hij verhalen en toneelstukken zoals The Melting Pot (1908). Dit stuk maakt de metafoor over de menging van uiteenlopende culturen van migranten in Amerika tot een nieuw geheel wereldberoemd. Zangwill ontmoet en steunt Herzl, maar als het Zionistisch Congres van 1905 diens ‘Uganda plan’ afwijst gaat hij verder met de Jewish Territorial Organisation. Na Zangwill’s dood in 1926 blijft de territoriale beweging een rol spelen. Zo wil de extreem rijke Daniël Wolf uit Den Haag na de Kristallnacht Joodse vluchtelingen massaal naar Suriname laten emigreren omdat de Britten geen grootschalige immigratie in Palestina toestaan.
Children of the Ghetto is de kroniek van het Victoriaanse getto. Zangwill ondertitelt zijn realistische roman met A Study of a Peculiar People. En zijn voorwoord verklaart: The particular Ghetto that is the dark background upon wich our pictures will be cast is of voluntary formation. People who have been living in a Ghetto for a couple of centuries are not able to step outside merely because the gates are thrown down, nor to efface the brands on their souls by putting of the yellow badges. ... Such people are their own Ghetto gates. ... This London Ghetto of ours is a region where amid uncleanliness and squalor, the rose of romance blows yet a little longer in the raw air of English reality. Het eerste deel van de roman bestaat uit een reeks pakkende scènes uit de achterbuurt van Whitechapel, het meest Joodse deel van Oost-Londen. De hoofdstukken, van de droeve gaarkeuken tot de seideravond bij Reb Shemuel, zijn verbonden door het gezin Ansell. Vader Mozes is een vrome man van twaalf ambachten en dertien ongelukken die zijn oude moeder uit Polen laat overkomen. The Grandmother ... did not take kindly to her son’s wife, whom she found wanting in the minutiae of ceremoniel piety, and godless enough to wear her own hair. Hun oudste, Esther, is de centrale figuur van de roman. Dan komen drie zonen en twee jongere dochters; het laatste kraambed overleeft de moeder niet. Vaak is Mozes slechts een schnorrer, zijn gezin kent heel wat meer vastendagen dan de Joodse kalender en is afhankelijk van liefdadigheid. Ze leven op een zolderkamer die ’s nachts met een laken in tweeën wordt gedeeld.
In de roman komt Zangwill’s jeugd weer tot leven, zoals rond Petticoat Lane Market: The famous Sunday Fair was an event of metropolitan importance, and thither came buyers of every sect. The Friday Fair was more local, and confined mainly to edibles.
Markt op Petticoat Lane ± 1900
Maar zijn portrettering van de armoede en de poëzie van het dichtbevolkte Joodse getto is ambivalent, want nostalgisch èn opvoedend. De eerste generatie Joden uit Centraal-Europa die aan het woord komt, spreekt moeizaam Engels en England ... to the Jew was verily the Enge-land. De vele Jiddisje uitdrukkingen verlenen zijn karakters authenticiteit. Zangwill weigert ze in de tekst te vertalen, pas vanaf de derde druk wordt achterin een verklarende lijst toegevoegd. Met zijn tragikomische boek wil hij juist sympathie, begrip en geduld opwekken voor de vreemde migranten die zich ook houden aan het Hebreeuws in hun sjoel: But if they did not always know what they were saying, they always meant it. If the service had been more intelligible it would have been less emotional and edifying. Tegelijk vreest de Engels-Joodse gemeenschap dat zolang deze migranten een apart leven leiden en argwaan blijven oproepen, ook zijzelf niet volledig geaccepteerd zullen worden als Britse burgers. Door dergelijke spanningen in beeld te brengen speelt Children of the Ghetto een voorname rol in het debat over het al dan niet drastisch inperken van de toevloed van migranten. Pas in 1905 zal de Aliens Act een halt toeroepen aan Joodse immigratie.
De roman verschaft de auteur tegelijk een platform om ideeën uit te werken over orthodoxie en assimilatie. Gelukkig is de auteur hier niet eenduidig. Ik geef slechts twee korte citaten. Op het Poerimbal zegt een jongeman bijvoorbeeld: If ever I marry, I should like my wife to be a girl who wouldn’t want to keep anything but the higher parts of Judaism. Not out of laziness, mind you, but out of conviction. Terwijl een Jood die zich aan de voorschriften houdt verklaart: ‘I believe with my father’s heart.’ Vooral het tweede deel van Zangwill’s roman, The Grandchildren of the Ghetto, reikt de lezer een heel scala van verwikkelingen aan dat hem alle kanten van de Joodse kwestie onder ogen doet zien: Why must we exist at all as a separate people? Esther Ansell is inmiddels als Joodse ‘Fair Lady’ geadopteerd door de Goldsmith familie uit West End (tussen Hyde Park en het British Museum).
In dit deel van Londen wonen veel rijke Joden zoals in Mayfair, net ten oosten van Hyde park. Esther is nu lerares en schrijfster en vormt een alter ego van Zangwill. Henry Goldsmith financiert het weekblad The Flag of Judah omdat hij tot afgevaardigde van Whitechapel gekozen wil worden: ‘The poor people are quite fascinated by the idea of rich Jews like us keeping a strictly kosher table, but the image of a Member of Parliament with phylacteries on his forehead will simply intoxicate them’. Zangwill’s roman bestrijkt dus ook de politieke kant van het getto in Oost Londen.
Children of the Ghetto ondermijnt de oude beeldvorming die de Jood projecteert als een karikaturale mengeling van koopman (Shakespeare’s Shylock), heler (Dickens’ Fagin) en miljonair (de Rothschilds) door Joden als alledaagse menselijke wezens op te voeren. De activist Zangwill is een prominent voorstander van de snelle verengelsing van het getto. Door het verdwijnen van de taal, de kleding en de keuken van Centraal-Europa wordt de integratie van deze Joden in de Victoriaanse maatschappij mogelijk. Zijn roman vormt echter een zeer levendige beschrijving van dit rijke culturele erfgoed dat op vele manieren verweven is met Joodse tradities. De spanning tussen het Engels zijn en het Joodse migrant zijn speelt dus ook in Zangwill zelf. Over het opkomend zionisme is Zangwill nogal satirisch. Zijn vroegere collega bij de Jewish Standard, Naphtali Hertz Imber (de dichter van het Hatikvah - nu het volkslied van Israël), wordt in het hoofdstuk Holy Land League neergezet als de dichter Pinchas: ‘Yes, Yes,’ said Pichas, drawing vigorously on his cigar to rekindle it. ‘But we must look ahead. Already I see it all. Palestine is in the hands of the Jews - The Holy Temple rebuilt, a Jewish state, a president who is equally accomplished with the sword and the pen - the whole campaign stretches before me. I see things like Napoleon, general and dictator alike’. Maar de groenteboer waartegen Pichas staat te oreren blijft nuchter, die concentreert zich op het werven van ‘funds enough to send one family to Palestine’. Ook het open einde van de roman onthult Zangwill’s ambivalenties: Esther besluit naar de Nieuwe Wereld te trekken in de hoop dat Amerika Joden meer mogelijkheden biedt dan Europa of Palestina.