Met de komende columns steek ik de Atlantische Oceaan over en trek van Mauritsstad naar Nieuw-Amsterdam om de topografie rond de eerste Joodse gemeenten in Amerika te verkennen. Centraal staan Nederlandse kaarten uit de zeventiende en begin achttiende eeuw, vooral van de WIC (zie de doordachte en prachtig uitgevoerde Grote Atlas van de West-Indische Compagnie Deel 1, Voorburg 2011). Terugkerende vragen zijn: Hoe staat het met de religieuze tolerantie in deze koloniale streken, wat is het aandeel van Joden in de slavenhandel en welke rol speelt de Sefardische gemeente van Amsterdam op de achtergrond? Deze inleidende column schetst lotgevallen van de Gente da Naçao, Joden en nieuwe Christenen uit Portugal, van de ongekende Portugese expansie tot de Joodse gemeenschap in Recife en Mauritsstad. Daar, op de kust van Brazilië, is na een ingrijpende restauratie weer de oudste synagoge van Amerika te bewonderen.
Synagoge van Recife
Eind vijftiende eeuw zijn er ongeveer veertigduizend Joden in Portugal, zo’n 4% van de totale bevolking. De meesten zijn handwerkers en kleine handelaren en dus in de steden goed vertegenwoordigd. De Portugese vloot heeft inmiddels enkele plaatsen veroverd op de noordkust van Marokko, verder Madeira en de Azoren in de Atlantische Oceaan en enkele eilanden voor de Afrikaanse (goud- en slaven)kust. In 1488 ronden hun grote karvelen zelfs Kaap de Goede Hoop. Nu ligt de lucratieve specerijhandel op India voor hen open. Maar er zijn nog geen zee- en kustkaarten van deze contreien en op het zuidelijk halfrond is correctie van de kompasfout door oriëntatie op de Poolster onmogelijk. Nieuwe methodes en instrumenten voor plaatsbepaling op zee zijn noodzakelijk. Deze worden geleerd en geleverd door rabbi Abraham Zacuto die Middeleeuwse observaties van hemellichamen van Arabische astronomen bewerkt tot zijn Eeuwigdurende Almanak. Hiermee kan de tijd en dus ook de lengtegraad bij benadering worden bepaald. Bovendien ontwikkelt deze hofjood een bronzen astrolabium waarmee men op volle zee de breedtegraad kan vaststellen. Het eerste exemplaar overhandigt hij 1497 aan Vasco da Gama voor diens eerste zeereis naar India. Op de kustkoloniën onderweg vestigen zich ook Joden, maar om een prominente rol te kunnen spelen in het opkomende handelsrijk is bekering tot het katholicisme vereist. Zo ontstaat een groep van cristaos-novos die spoedig wordt aangevuld met naar Portugal uitgeweken Castiliaanse conversos.
Zoals bekend moeten de Joden van Spanje in 1492 kiezen tussen doop of vertrek. Een belangrijk deel vlucht naar Portugal, waar het aantal Joden verdubbelt. Hier worden de Sefardiem echter in 1497 massaal gedoopt terwijl hun mogelijkheden voor vertrek sterk beperkt zijn. De gedwongen bekering schept wel economische kansen, want nieuwe Christenen kunnen voluit ondernemen in het eerste wereldwijde handelsrijk. De Spaanse Inquisitie concentreert zich, na decennia van terreur tegen judaïserende conversos, vanaf 1520 met een ‘pedagogie van de angst’ op oude Christenen die verdacht worden van lutheranisme, sodomie of blasfemie. In Portugal wordt de waarachtigheid van de bekering van Joden aanvankelijk niet onderzocht, pas in 1540 begint de Inquisitie met haar sinistere werk. Hier blijft het ‘Heilig Officie’ generaties lang anonieme beschuldigingen van ‘judaïserende praktijken’ onderzoeken, waarbij ze na 1570 gebruik maakt van familiares, leken-verklikkers. Weigert een verdachte te bekennen en ‘mede-ketters’ aan te geven, dan dreigt confiscatie en de brandstapel. Toont hij berouw dan kan hij voor jaren verbannen worden, vooral de kolonie Brazilië doet dienst als ‘purgatorium’. Deze Inquisitie is ook een reactie op de opkomst van een nieuwe handelsklasse die de politieke en financiële hegemonie van de Portugese aristocratie bedreigt, vandaar haar obsessie met ‘de zuiverheid van het bloed’. De Inquisitie spoort niet alleen katholieken op die privé Joodse tradities koesteren, waarin kinderen pas ingewijd worden als ze dit geheim kunnen houden. Regelmatig worden ook families aangepakt die het jodendom echt los hebben gelaten. Sommigen herontdekken in de kerker echter hun Joodse identiteit als ze trots stereotypen accepteren waarmee de inquisiteur hen om de oren slaat. In die zin is de Inquisitie een fábrica de judeus.
Veel nieuwe Christenen wijken uit naar de koloniën, waar de Inquisitie minder vat op heeft, of naar handelspartners van Portugal. Als met de val van Antwerpen in 1585 de grote handelsstad weer onder Spaans gezag komt, vertrekt bijna de helft van de bevolking naar Holland. Omdat de Schelde geblokkeerd blijft trekken cristaos-novos verder naar de tolerante havenstad Amsterdam waar velen van hen terugkeren naar het jodendom, anderen blijven religieus eerder onverschillig. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) neemt het aantal Iberische kooplieden gestaag toe. Vanuit Amsterdam blijven Sefardiem met hun nieuw-Christelijke familierelaties deelnemen aan de handel in suiker en tabak uit Brazilië en specerijen en katoen uit India. Aanvankelijk loopt die nog via Lissabon, maar met de komst van de eerste beursgenoteerde ‘multinationals’, de VOC in 1602 en de WIC in 1621, gaan die luxe goederen rechtstreeks naar Holland en Zeeland. Na afloop van het bestand krijgen beide calvinistische compagnieën van de Staten-Generaal de opdracht de oorlog tegen het katholieke Spanje én Portugal (sinds 1580 in personele unie) uit te breiden naar de Atlantische Oceaan. Van vrachtschippers in Portugese dienst en kaapvaarders krijgt de WIC strategische en cartografische informatie over Brazilië. In een verslag van de Zeeuwse schipper Ruyters staat: Alle dese Cust van America, van Rio de la Plata tot de Amasonas, wert door de Portugesen beseten, die den meestendeel Ioden sijn en liever 2 Orainge vlagghen saghen dan eenen Inquisidor. De poging van admiraal Willekens om met 27 schepen, 3250 man en 489 kanonnen de koloniale hoofdstad Bahia te veroveren lukt in 1624. Op enkele uitzonderingen na maken nieuwe Christenen echter geen gemene zaak met de indringers. Als het jaar daarop een machtige Spaans-Portugese vloot arriveert moet de WIC de stad dan ook opgeven.
Van de bij de roemruchte kaping van de Spaanse zilvervloot door Piet Heijn in 1628 buitgemaakte 18 miljoen gulden blijft, na aftrek van dividend voor de aandeelhouders, provisie voor de WIC bewindhebbers en 10% voor de stadhouder, anderhalf miljoen over voor een nieuwe aanval op Brazilië. Deze keer is het raak, in 1630 wordt met 67 schepen en 7000 man de hoofdstad Olinda van het Portugese militaire district Pernambuco veroverd. Midden links op de nieuwsprent nemen fluitschepen onder admiraal Loncq versterkingen voor de stad onder vuur. Ook adelborst Moses Novara uit Amsterdam neemt deel aan dit beleg. Midden rechts trekken landtroepen onder kolonel van Waerdenburgh over het strand naar Olinda. Aansluitend wordt Recife aangepakt, daar breken branden uit (zie het bovenaanzicht onder ‘Povo’). Een aardig detail is het bootje geheel rechts op het profiel waar de bemanning met dieplodingen vaargeulen en verraderlijke ondieptes peilt. De verovering van Olinda komt echter onder druk te staan als vanuit het moeilijk toegankelijke achterland met moerassen en suikerrietvelden een guerilla tegen de bezetters wordt gevoerd. Die versterken daarop de landtong met grote verdedigingswerken en Recife wordt nu de nieuwe hoofdstad. Het bezit van Pernambuco wordt in 1632 geconsolideerd met de toezegging door de WIC van godsdienstvrijheid voor katholieke stedelingen en plantagebezitters. Na nog enkele jaren strijd zijn in 1635 ook de districten Itamaraca, Paraíba en Rio Grande onder compagniebestuur gebracht. Het gaat hier om een strook van zo’n 500 kilometer op de oostkust van Brazilië met een achterland tot 70 kilometer diep.
Aan de verovering en vestiging van deze eerste Nederlandse kolonie nemen ook Joden deel. Enkele Joden en nieuwe Christenen treden op als strategische informanten. Zo wordt in Madrid Antonio Vaz Henriques, zijn Joodse naam is Moisés Cohen, beschuldigd samen met Joden van Amsterdam verantwoordelijk te zijn voor de inname van Pernambuco, hij leeft daarna met de Hollanders ... in die stad. Sefardiem fungeren bovendien als tolken en vertalers voor de WIC, beheersing van Spaans en Portugees is onmisbaar voor de communicatie met de Iberische bevolking van Oost-Brazilië. Op enkele uitzonderingen na kennen we geen Joodse soldaten onder de Staatse troepen, ook niet onder de Duitse, Schotse en Noorse huurlingen. Wel is bekend dat na de reorganisatie van de verdediging in 1637 alle vrije luijden verplicht deel uitmaken van de milities, Joden worden alleen vrijgesteld van dienst op sjabbat. En op een kaart uit 1648 heet het fort tussen Recife en Olinda Jodenwacht. De bijdrage van de Joden aan Hollands Brazilië is vooral economisch. Op hun rol in de regionale slavenhandel en hun hoofdrol in de transatlantische suikerhandel kom ik later terug. Eerst moet hun numerieke aandeel vastgesteld. De enige volkstelling in 1645 spreekt over 2389 vrijluiden in Recife en Mauritsstad (met garnizoenssoldaten en negerslaven hoogstens 6000 mensen). Beredeneerde schattingen van het Joodse aandeel op die burgers lopen uiteen van 15% tot 33%. We spreken dus over 360 tot 800 Joden, voor het overgrote deel Sefardiem. Hoe tolerant Hollands Brazilië is, leest u in de volgende column over de Joden van Mauritsstad.