De verkleedpartij

Simon Soesan

vrijdag 6 februari 2015

Het is weer zo ver. We mogen ons weer verkleden en gek doen, want Poeriem komt eraan. De straten gaan zich weer vullen met Supermannetjes, elfjes, heksen, Olmerts, Bushjes, agenten, en meer.
Ook in ons huis was het jarenlang grote opwinding. Wat zullen we dit jaar dragen? En niets weerhield ze. Geen door extremisten opgeblazen bussen noch in de lucht vliegende restaurants. De kinderen bleven zich verkleden. Maar op mijn verzoek niet als militair.

Dit jaar is Poeriem anders.
Ons land is nog herstellende van de Libanonoorlog in 2006 en Sderot wordt nog steeds dagelijks bestookt met raketten.
Bij ons thuis is ook iets veranderd. Onze zoon vervult inmiddels zijn militaire dienstplicht. Mijn vrouw en ik hebben altijd gehoopt dat onze kinderen niet meer in het leger zouden hoeven. Wij geloofden in vrede. Sadat was destijds naar Israël gekomen en oorlogen leken verleden tijd.
Het mocht helaas niet zo zijn.
Dit jaar met Poeriem is onze zoon soldaat. Echt verkleed. Onlangs mochten we naar de ceremonie toe waarin hij trouw zou zweren aan de staat Israël. Honderden kinderen, die zich tot dan altijd hadden verkleed als Indiana Jones en Wonderwoman, waren nu verkleed als soldaat. Als je niet beter wist, zou je denken dat ze nooit kinderen waren geweest. Maar de wapens, de discipline en het feit dat we op een heuse legerbasis waren, overtuigden ons. Het duurde even totdat we tussen alle uniformen het gezicht van onze zoon herkenden. Hij stond met een commandant te praten. Toen salueerde hij en liep weg.

Met een grijns kwam hij naar ons toelopen. Ons zoontje, dat nu een halve kop groter is dan ik, liep op zijn moeder af en omhelsde haar.
“Dit is ons uitgaanstenue voor de plechtigheid,” informeerde hij ons.
Vrienden werden aan ons voorgesteld. Net als hij, nonchalante jongens, die zich gisteren nog verkleedden voor Poeriem. Allemaal wat magerder, gespierder en minder kinderlijk dan enkele maanden terug, voordat ze hun rekrutentijd begonnen, en met de bravoure dat het allemaal niet zo zwaar was.
Na de ceremonie leidde onze zoon ons naar zijn barak. Dezelfde soort kamer waar ik destijds met mijn kameraden vertoefde. Zijn moeder controleerde of het er wel warm en schoon genoeg was.
Weer een appèl. Wederom verkleed, klaar voor het verlof. De commandanten inspecteerden hun vermommingen één voor één. Het moment was daar. Even leek het of ik het mannetje van vier, dat me ooit met argeloze en naïeve ogen aankeek en alles geloofde wat ik zei, naar me toe zag lopen. Maar het was een soldaat en hij mocht met ons mee naar huis.
De deur van de auto was nog niet dicht of hij sliep al. Thuisgekomen deed hij meteen zijn uniform uit, nam een douche en trok ‘normale’ kleren aan.
Hij nestelde zich aan tafel en genoot van de maaltijd die zijn moeder voor hem had bereid.
“Je eet alsof je twee weken niet hebt gegeten,” merkte ik op.
“Klopt,” antwoordde hij doorkauwend.
Hij vertelde honderduit. En toen, zonder waarschuwing, herinnerde hij mij eraan dat hij vroeger met Poeriem altijd verkleed wilde als militair en dat ik hem daar altijd van heb weten te weerhouden …

© Simon Soesan


(Deze column verscheen eerder, in 2007, in het NIW)

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011