Het was mijn beurt om weer eens wat lol te maken met de twee oudste kleinzoons. Ze zijn vijf en tweeënhalf jaar oud, de boeven, en ik ben mesjogge met ze.
Op weg naar hun huis zag ik bij het vuilnis op straat een grote doos liggen. Iemand had blijkbaar een wasdroger gekocht. Onmiddellijk geïnspireerd, nam ik de doos mee en stapte, het gevaarte achter me aan slepend, hun appartement binnen. Beide mannetjes wilden meteen weten wat ik nu weer had meegebracht. Ik gebaarde hen ernstig om op de bank te gaan zitten, pakte daarna een mes, een schaar en wat kleurstiften en ging aan het werk met de doos. Na tien minuten van verbazingwekkend zwijgend gestaar van de twee broertjes, had ik de doos in een huisje veranderd, met een heuse deur die open en dicht ging, en met ramen die zelfs luiken ervoor hadden en die op hun beurt ook open en dicht konden. De twee sjeintjes hielpen me enthousiast met het ‘schilderen’ van hun huisje, dat hierna in hun slaapkamer werd gezet.
Samen richtten wij hun nieuwe huisje in met kussens en dekens en zelfs met een echt lampje zodat ze in hun huis ook licht hadden. Ik speelde onweer met ze (harde klappen op de buitenkant van het karton) en ook regende het naar binnen door het raam, toen ik een glas water had gehaald en met mijn vingers water naar binnen schoot. Ze moesten zo hard lachen dat ik er bijna buikpijn van kreeg …
Uiteraard, zoals het vaak gaat bij een combinatie van broertjes en opwindende spelletjes, kregen ze ruzie om wie waar mocht zitten en om wie waar aan mocht zitten. Dus mocht saba, als voorzitter van de bewonerscommissie van hun nieuwe huisje, een oplossing bedenken. En die lag in een deken.
Ik verzocht de twee jochies uit hun huisje te komen en dekte ze toe met een deken. Waarna ik me luid afvroeg waar ze waren, terwijl de twee weer stikten van het lachen. Deken weg, deken erover, deken weg, deken erover … De meeste mensen zal dit niet geheel onbekend voorkomen. Maar weer kregen ze heibel … Deze keer om wie er voor mocht zitten en wie achter …
Dus gooide ik deze keer de deken alleen over de oudste. Ik keek zijn kleine broertje ernstig aan en zei hem dat saba nu een tovertruc zou laten zien. Ik zou zijn grote broer laten verdwijnen. De kleine man keek me met grote verbaasde ogen aan terwijl ik met diepe stem langzaam ‘abacadabra’ begon te zeggen. Zijn verbazing maakte snel plaats voor paniek en hij begon te roepen: ”Nee, saba, nee, niet doen!” Snel trok hij de deken weg en omhelsde zijn grote broer. Deze vroeg op zijn beurt: “Nou, saba, komt er nog wat van?” Waarop zijn broertje hem nog inniger omhelsde en “Nooit, nooit!” schreeuwde.
Zoals ik al schreef: ik ben mesjogge met ze.
Simon Soesan
Bewerkt en geredigeerd door Hendrien Kloots
© Caun & Van Beem