Behalve een intens familiebezoek – het was mijn eerste officiële vakantie in twee jaar tijd – had ik nog wat open eindjes in Haifa. Bovenaan de lijst stonden de weduwe en familie van mijn onlangs overleden vriend Chaled. Zoals de lezer weet, was Chaled de eigenaar van het allerbeste Arabische restaurant in Haifa, zo niet in heel Israël (en wat mij betreft: in de hele wereld). Hij overleed onlangs plotseling na een korte, slopende ziekte.
Ik had na het overlijden wel contact gehad met zijn kinderen en broers, maar ik moest nog mijn condoleances aanbieden. Dus, op mijn tweede dag in Haifa, ging ik met dochters, zoon en twee kleinkinderen, tezamen met hun moeder en grootmoeder, naar het ons zo bekende restaurant. Na de auto geparkeerd te hebben, keek ik nadenkend naar het restaurantje, dat 32 jaar geleden heel wat kleiner was. Binnen zat de familie op ons te wachten.
Zijn weduwe zat in het midden. Uit respect voor de Islam gaf ik haar geen hand en geen kus of omhelzing. Onze ogen zeiden genoeg. Tegelijkertijd, volgens traditie, werd onze tafel gevuld met tientallen lekkernijen.
"Voorgerechtje," zei Abed, Chaled’s oudste zoon, tegen me. Dat houdt in dat er een ware berg eten op tafel stond, wat nog steeds niet het hoofdgerecht was. Al snel was de atmosfeer relaxed en praatte iedereen met iedereen: onze kinderen kennen Chaled’s familie en kinderen en er was reden genoeg om te praten. Mussa, een andere zoon van Chaled, is in dienst en vroeg onze zoon om wat informatie. Mijn vrouw was een gesprek begonnen met Chaled´s weduwe, ik vermoedde dat het over een recept ging.
De drie broers van Chaled namen een tafel apart en keken me afwachtend aan. Ik liep naar hun tafel en schoof aan.
“Blijf je hier komen?” was de directe vraag. Waarschijnlijk waren er, na Chaled´s overlijden, wat klanten opgestapt. Ik keek ze verbaasd aan. “Wat denken jullie? Ik bedoel, jullie runnen de zaak nu. Maar wat is er veranderd, behalve dat Chaled er niet meer in levende lijve bij is?” vroeg ik, waarmee ik ook een antwoord had gegeven. We keken naar de grote tafel. Kinderen van een Roemeense en een Hollander zaten gesprekken te voeren met kinderen van een Arabier, een Moslim, die toevallig een van mijn beste vrienden was. Chaled´s twee dochters waren de hort op met onze kleinkinderen. Het gelach in de keuken bevestigde mijn gevoelens dat ze daar aan het proeven waren. Kinderen van Israël, die van hun ouders leerden dat we in dit kleine landje samen kunnen sterven of samen kunnen leven. De keus is, elke dag weer, aan ons.
Een levensgroot portret hangt nu aan de muur in het restaurant. Chaled, heel ongemakkelijk met stropdas en in kostuum, kijkt ons allemaal goedhartig en verlegen aan: kinderen van ons, kinderen van hem, kinderen van Israël. Zijn broers zagen dat mijn blik op het portret bleef hangen en knikten me begrijpend toe. Allemaal missen we deze kolos. Maar zijn nalatenschap, en niet alleen het restaurant, maar ook de doctrine om samen te leven, om voor het leven te kiezen en elkaar te accepteren, die blijft nog lang nagalmen.
© Simon Soesan