Ik vlieg erg veel. Meest tussen Europa en Israël, dus voornamelijk met onze nationale luchtvaartmaatschappij El Al. Niet alleen voel ik me er veilig, ik geniet bovendien van de goede service, het lekkere eten - altijd te weinig - en van ‘onze’ sfeer.
Ook vind ik het iedere keer weer amusant als de passagiers beginnen te klappen zodra de piloot het vliegtuig veilig aan de grond heeft gekregen. Alsof dat een bijzondere prestatie is van de piloot, waarbij het lijkt alsof het niet lukken van een landing normaler zou zijn …
Maar er is toch iets waar ik me vreselijk aan erger, hoewel ik niet weet of ik El Al daarvoor direct aansprakelijk kan stellen. En dat is het opstaan en weer gaan zitten van de persoon die altijd net achter mij blijkt te zitten. Om de een of andere reden wordt de stoel achter mij altijd bezet door iemand (m/v) die dermate problemen heeft met het zelfstandig gaan staan, dat het voor deze persoon noodzakelijk is om ausgerechnet mijn stoel als een soort papegaai te gebruiken zoals deze ook in ziekenhuisbedden gebruikt wordt. Met andere woorden, de persoon in kwestie gaat dan met zijn/haar volle gewicht aan mijn stoel hangen, waardoor de stoel (met mij erin) als het ware een aardbeving beleeft van rond de 8 op de Schaal van Richter en vervolgens nagenoeg gelanceerd wordt. En laat dat nou ook altijd gebeuren als ik net ingedommeld ben!
Ik vermoed dat het een complot is. Of misschien ook wel een geheim genootschap speciaal gericht op het bemannen van vliegtuigstoelen recht achter de mijne met bovenbeschreven types, hoewel ik begrijp dat dat moeilijk te bewijzen valt. Maar het zijn gluiperds allemaal. Stuk voor stuk. Ik verdenk ze er zelfs van dat ze afwachten tot ik ingedommeld ben, om meteen daarna helemaal los te gaan: twee handen op mijn hoofdsteun, gewicht snel verplaatsen zodat het geheel aan mijn stoel hangt en optrekken en dan in een keer loslaten. Waarbij mijn stoel zowel trilt als, afhankelijk van het gewicht van de dader, een flink stuk naar achteren getrokken wordt om daarna meteen weer terug te klappen. Vervolgens kijken hoe ik wakker schrik en mijn hoofd omdraai om te zien wat er aan de hand is, onschuldig “slicha” zeggen en weglopen. Om dan van een afstandje te wachten tot ik weer ingedommeld ben en het hele ritueel weer te herhalen, nu om weer te gaan zitten. Het is niets anders dan treiteren …
Op het traject van Duitsland naar Israël zijn mijn medepassagiers meestal Duitsers. Die geven nauwelijks sjoege. Die kijken alleen verstoord en vuil op, waardoor je meteen weer begrijpt dat Deutschland über alles is. Zo’n Pruisische blik, maar ze zeggen niets. Ik ook liever niet. Ik maak liever geen ruzie, zeker niet met mensen die ik niet ken. Ik zoek ze bij voorkeur zelf uit.
Onlangs was de maat echter meer dan vol. Een heerschap achter mij vond het nodig elke paar minuten even op te staan. En te gaan zitten. En weer op te staan. En weer te gaan zitten… En daar had hij klaarblijkelijk mijn stoel voor nodig. Ik werd door elkaar geschud alsof ik een milkshake was. En dan niet eens een “slicha”… Niks! Na de zesde keer vond ik het welletjes. Ik zocht wraak.
Op datzelfde moment kwam de stewardess langs met plastic bekers en een fles water. Dat gaf mij verfrissende inspiratie. Ik liet de stewardess langs lopen, draaide me om en riep haar zachtjes. De onverlaat recht achter mij was op dat moment net ingedommeld. De stewardess gaf mij een plastic bekertje en ik, half omgedraaid, strekte mijn hand met bekertje naar haar uit om wat water te krijgen. De lieve meid bedoelde het goed en mikte keurig in mijn bekertje. Maar door mijn hand richting gluiperd te bewegen, dwong ik haar en haar fles mee te bewegen tot boven het hoofd van mijn treiteraar. En toen trok ik ‘per ongeluk’ het bekertje weg. De arme stewardess bleef nog een fractie van een seconde doorschenken, maar dat was voldoende voor het beoogde resultaat. Meneer de treiteraar kreeg een fraaie plens water recht op zijn hoofd en schrok in één klap wakker. De stewardess stamelde een verontschuldiging. Ik keek mijn folteraar met samengeknepen ogen aan. Onze ogen zeiden meer dan woorden hadden kunnen doen. Hij toonde zich niet boos op de stewardess. Hij begreep het donders goed.
Tevreden draaide ik me terug. De dame naast me keek me nu woedend aan. “Waarom moet u mijn broer hebben?” vroeg ze me boos. Ik keek haar niet begrijpend aan. Ze maakte een gebaar dat ze op wilde staan. Galant als ik ben, stond ik snel op met behulp van mijn stoelleuningen, waarna ook zij ging staan - met behulp van de stoel voor haar. Daar zat een meneer die daar blijkbaar ook niet van gediend was. Deze meneer vloekte eerst vanuit zijn tenen, draaide zich toen om en schold de vrouw uitgebreid uit.
Ik keek onschuldig strak voor me uit.
De vrouw schold op haar beurt mij uit en beschuldigde mij er zelfs van dat het allemaal mijn schuld zou zijn… Haar broer maakte aanstalten om ook weer op te staan, maar een blik van mij deed hem besluiten dat maar te vergeten.
Wraak kan heel zoet zijn.
Bewerkt en geredigeerd door Hendrien Kloots
©Caun & van Beem