Israël vertegenwoordigen in Europa is een uitdaging, maar ook zeer interessant. Onlangs ontmoette ik een groep jonge academici, die van oorsprong uit Rusland naar Duitsland waren gekomen. De meesten zijn al in Duitsland geboren, maar praten en leven thuis op z'n Russisch, iets wat erg frappant is bij immigranten: je probeert je aan de buitenwereld aan te passen, maar klampt je thuis vast aan wat je het beste kent en waar je, op een vreemde manier, ook nog wel naar verlangt.
Deze groep jongeren zocht contact met het jodendom, maar werd veelal geweigerd door kortzichtige rabbijnen, die hen Kozakkenbloed
verweten. Persoonlijk schaam ik me voor zulke uitspraken, maar met schamen kom je niet veel verder: ik zoek oplossingen. Dus bevond ik me op een warme zomeravond in Hamburg met een groep van tientallen jongeren die veel vragen hadden over jodendom, Israël, zionisme en nog vele andere onderwerpen.
Als trotse Israëli probeerde ik ze uit te leggen hoe belangrijk het is dat we een eigen land hebben en dat ze meer kunnen doen om zich daarvoor te interesseren. “Waarom zouden wij ons voor Israël moeten interesseren? Israël interesseert zich tot ook niet voor ons?” werd er boos geroepen. Ik moest even nadenken hoe ik daarop zou reageren. Ik nam deze vraag mee naar huis en beloofde een passend antwoord te geven. De week daarop zocht ik het internet af voor feiten. De week dáárop kregen alle jongeren een uitnodiging om zich de zondag daarop te melden bij een kanoverhuurbedrijf nabij Hamburg, aan de Elbe.
Die zondag stond ik aan het water te wachten met een paar tassen vol sandwiches, die ik gemaakt had, en flessen drinken. We waren met 24 man. Zes kano's voor vier man huurden we en even later werd mijn kano gevolgd door verwonderde jongeren, die zich afvroegen of het toch waar is dat Israëli's een beetje getikt zijn. Na een half uurtje namen we een zijkanaal, dat na nog een half uur eindigde bij drie betonnen muren waaraan een ladder hing. De kano's werden aangemeerd en we klommen naar boven, met tassen en al. Boven gekomen, keek de groep in het rond. Er stonden verlaten gebouwen en er was een groot bord. Ik vroeg een van de meisjes om luid voor te lezen wat er geschreven stond. “Welkom in Neuengamme - voormalig concentratie- en werkkamp,” las het meisje zacht voor. Het werd stil in de groep. Geen van hen had ooit een concentratiekamp bezocht.
Gedurende meer dan twee uur liepen we rond in het kamp. Waar borden stonden, liet ik iedere keer iemand anders voorlezen wat er geschreven stond. Ik zelf zei niets. We zagen de barakken, we zagen de steenfabriek, we zagen de nummers van gevangenen die daar, uit vele landen gekomen, slavenwerk moesten doen en we zagen de nummers van gevangenen die vermoord zijn. Na twee uur wandelen liet ik ze op bankjes zitten om broodjes te eten en wat te drinken. Terwijl zij alleen maar konden luisteren, besloot ik de vraag die gesteld was te beantwoorden. Veel uitleg was niet nodig. Want het is juist het bestaan van de staat Israël dat garandeert dat een sjoa niet meer kan voorkomen. Het is de staat Israël die bewijst dat Joden niet meer hulpeloos zijn. En het is de staat Israël die, waar dan ook in de wereld, wanneer het moet, Joden zal beschermen en Joden zal redden. Omdat te weinig anderen het gedaan hebben. Onze wijzen hebben geschreven: “im een ani li, mi li?” oftewel: als ik niet voor mezelf ben, wie zal dan voor mij zijn?
Uiteraard hebben we nu vrienden die ons steunen. Vrienden zoals Christenen voor Israël. Maar voor een groep jonge Joodse academici, voor wie Israël een verhaal was, heeft Israël nu een waarde gekregen. Inhoud gekregen.
En hun vraag was beantwoord.
© Simon Soesan