Al meer dan 20 jaar onderwijst ze haar leerlingen geschiedenis. Mijn levenspartner is erg trots op haar beroep en begeleidt jaar na jaar een nieuwe generatie leerlingen, die van haar les krijgen. Van onze Joodse geschiedenis tot aan de recente internationale gebeurtenissen: niets slaat ze over. En elk jaar, vanaf december, begint ze met de voorbereidingen van haar lessen over de holocaust.
Ieder jaar opnieuw zoekt ze een passende film die ze aan haar leerlingen kan vertonen, een film die we vaak samen kiezen. Sommige jaren is dat wat makkelijker, zoals dit jaar, want de film “Het jongetje in de gestreepte pyjama”, die we samen onlangs zagen, liet ons geschokt en woordeloos achter. Nog nooit heeft iemand de sjo’a uit deze hoek aangepakt.
Maar er komt meer kijken voor het lesgeven over de donkerste tijd die de mens heeft gekend. Zoals elk jaar zoeken we samen overlevenden die hun verhaal nog kunnen vertellen. Ze brengt ze naar haar klassen, waar zelfs de grootste nozems in volledige stilte luisteren en respectvol hun vragen stellen. Ze laat de kinderen hun families onderzoeken en helpt ze met vragen stellen. Zelfs nu, 70 jaar later, zijn er nog mensen die hun verhaal nog niet verteld hebben. De leerlingen moeten een werkstuk maken. Met behulp van internet maken ze soms een gezamenlijk werkstuk. Er zijn discussiedagen. Er zijn ceremonieën.
“Sommigen denken dat Israël de ware Feniks is: het Joodse volk uit de as herrezen”, schreef een leerlinge. Een ander schreef: “Ik wist niet dat mijn grootvader door de nazi’s was opgepakt en ontsnapt is. Wij komen uit Marokko en ik dacht dat de sjo’a iets Europees was.” Kinderen ontdekken dat deze gruwelijke tijd dichter bij ze is dan ze gedacht hadden. Ze ontdekken dat antisemitisme meer is dan hakenkruizen op Joodse graven schilderen, zoals nu in Europa gebeurt. En ze begrijpen, langzaam maar zeker, waarom de Staat Israël zo belangrijk is voor ons, Joden. “Elk land kan aangevallen of bezet worden, de geschiedenis gaat dan, hoe dan ook, door. Israël kan geen oorlog verliezen, omdat onze vijanden ons niet willen bezetten, maar volkomen willen vernietigen. Daardoor hebben wij geen keus", schreef een 15-jarige.
De examenklassen gaan in hun voorlaatste jaar naar Polen, naar de kampen. Ook onze kinderen zijn geweest. Het programma is erg intens, want het moet de kroon op hun geschiedenislessen zijn, iets wat alles moet zeggen en afronden. Alle kinderen, ongeacht hun achtergrond, komen geschokt, verdrietig, maar vastberaden terug. “De krassen van de nagels op de van gas blauw uitgeslagen muur van wat ooit een gaskamer is geweest, vertelden me alles”, schreef onze dochter in haar werkstuk.
Ik ben de zoon van twee overlevenden van deze volkerenmoord. Bij toeval, want een Christelijke familie in Limburg besloot mijn ouders te verbergen. Ik heb zelfs jaren geleden de kinderen van deze mensen persoonlijk bedankt. Voor het redden van mijn ouders, wat mij mijn leven gaf. Sinds enkele jaren vertel ik het verhaal van mijn ouders, die bij toeval gered zijn, aan leerlingen. Helaas kan ik slechts vertellen wat ik weet: ik heb het niet zelf meegemaakt, maar heb heel wat gehoord en gelezen. Daar de generatie van de holocaust langzaam verdwijnt, moeten we hun verhaal blijven vertellen.
Elk jaar moet ze met nieuwe ideeën komen, mijn vrouw. Ze leest boeken, brengt films naar huis die we samen bekijken en iedere keer weer staan we verbaasd over de duivelse gruwelijkheden, de precisie en koude berekeningen, die ons volk bijna vernietigde en de wereld een ramp bezorgde. Dit jaar gaat ze een vergelijking maken: over een leider die dubieus verkozen is, die meedeelt het Joodse volk te willen vernietigen en alles in het werk zet om dat voor te bereiden. Een leider die maling aan de wereld heeft, niets belooft en naar niemand luistert. Een leider die wapens bouwt om zijn plannen uit te voeren en een wereld die het kalm aan doet en overtuigd is dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Een leider die internationale overeenkomsten uitlacht en demagogische toespraken geeft, de oppositie vermoordt terwijl de wereld toekijkt, zijn hoofd schudt en zich afvraagt of het nog sneeuwen zal met de Kerst. Een leider die gedetailleerd uitlegt hoe hij het Joodse volk zal uitroeien terwijl de wereld vraagt of ze hem nog iets kunnen verkopen.
Ik schrijf u deze regels ergens in maart 2012. Wij, het Joodse volk, nemen de geschiedenis serieus en hebben er iets van geleerd. Ook de Groningse vrouw van een politieagent (“vijf minuten na de oorlog probeert de Jood je weer wat te verkopen”) is een geschiedenisles. We staan er, zoals gewoonlijk, weer alleen voor. De sjo’a was de laatste les die we op dit vreselijke onderwerp willen hebben. We hebben ons lesje geleerd en zullen niet meer vragen om begrip, laat staan hulp. Alleen deze maal moet u niet wachten op Joden die zwijgend de trein in gaan of biddend de gaskamers binnenlopen. De geschiedenis heeft ons een lesje geleerd, die duizenden jaren geleden al in de Misjna werd beschreven: “Als ik niet voor mezelf zorg, wie zorgt dan voor mij?”
Al meer dan 20 jaar leert ze haar leerlingen geschiedenis.
Dit jaar leert de actualiteit ons geschiedenis.
© Simon Soesan