Behalve dat we in een spannende tijd leven qua veiligheid, heeft de politie nog steeds te maken met het dagelijkse leven. Dat houdt in dat ook de ‘simpele’ dingen, zoals diefstallen, verkeer etc. moeten worden bijgehouden door onze volledig overspannen politie. Dat lukt niet al te best en dat is een van de redenen dat de Israëlische burgerwacht, die de politie vrijwillig bijstaat, behoorlijk groot is.
Maar zelfs de extra mankracht van de burgerwacht kan niet voorkomen dat de reactie van de ‘echte’ politie soms tekort schiet.
Eran, een vriend van ons, woont in een ander gedeelte van onze mooie stad Haifa. Net als wij woont hij met zijn vrouw en kinderen op de Carmelberg. Het enige verschil is dat juist zijn wijk de laatste maanden last heeft van een ‘jat-plaag’, oftewel heel veel inbraken.
Eran had al heel wat geprobeerd om het tegen te gaan: samen met buren is hij vrijwilliger bij de burgerwacht, ze deden extra patrouilles in de wijk om de inbrekers af te schrikken, maar het mocht niet baten. Ook speciale projectors op de huizen, die automatisch aangaan als een sensor bewegingen voelt, stopten de inbrekers niet.
Een paar dagen geleden, om twee uur ’s nachts, werd Eran wakker gemaakt door zijn vrouw. Ze hoorde wat om het huis. Eran sloop het bed uit, keek voorzichtig uit het raam en zag daar twee mannen met een heuse ladder die zich klaar maakten om in te breken. Eran sloop terug naar het bed en pakte de telefoon. Hij draaide 100, het alarmnummer van de Israëlische politie. Hoewel het na tweeën in de nacht was, duurde het 5 lange minuten totdat een slaperige stem “Politie” zei.
Eran legde uit wat er aan de hand was: twee figuren naast zijn huis, een ladder, de vele inbraken ...
“Spijt me meneer”, zei de dienstdoende agent, “maar we hebben geen patrouillewagens over. Maakt u maar gewoon lawaai en schrik ze af want we hebben geen manschappen over nu.” En voordat de verbaasde Eran kon ophangen, verbrak de agent het gesprek. Eran vertelde zijn vrouw zachtjes wat er was gezegd en beiden waren met stomheid geslagen door het antwoord.
Nu moet de lezer begrijpen dat Eran geen dom mannetje is en daarom zat hij even na te denken, terwijl hij uit het raam de twee figuren in de gaten hield. Na een paar minuten keek hij zijn vrouw lachend aan en greep weer naar de telefoon. Weer draaide hij 100. Weer werd de telefoon na bijna 5 minuten aangenomen. Eran gaf de agent zijn naam, adres en telefoonnummer. “Ik heb iemand doodgeschoten”, zei hij ernstig. Ik weet niet wie of wat het is, maar ik heb snel hulp nodig.” En hij hing op. Zijn vrouw keek hem verbaasd aan en vroeg of hij gek geworden was. “Let nou maar eens op”, zei Eran wijs.
Nog geen minuut later werd het geluid van loeiende sirenes hoorbaar. De sirenes kwamen dichterbij en enkele seconden later waren de sirenes al in de straat, samen met blauwe zwaailichten. In totaal reden er 8 patrouillewagens voor.
Eran was al buiten en zag de twee figuren naast zijn huis met hun handen omhoog doodstil staan. Om het huis wemelde het van de agenten. Geluiden van walkietalkies en bellende semafoons.
Een van de agenten kwam autoritair naar Eran gelopen en vroeg of hij Eran was, wat Eran beaamde.
“Ik dacht”, zei Oom Agent, “dat er een moord gepleegd was?”
“Tsja”, zei Eran, “en ik dacht dat jullie nu geen manschappen hadden ...”
© Simon Soesan