Onderstaande column, een waar gebeurd verhaal, schreef ik begin 2007.
Onze regering en ons leger zoeken terroristenleiders. Waar dan ook en wanneer dan ook. Er kan gediscussieerd worden over de juistheid van deze politiek, maar steeds vaker lukt het om, vanuit een gevechtshelikopter, deze mensen, die anderen erop uit sturen om onze burgers te doden, met een raket uit te schakelen.
Echter, vrijwel niemand is zich bewust van het lot van onschuldige omstanders die daar vaak bij betrokken zijn. Zo ook eind mei 2006, toen twee beruchte terroristenleiders, middels een raket, door Israëlische gevechtshelikopters gedood werden. Diezelfde dag was Chamdi verbaasd toen zijn broer trots zijn net gekochte tweedehands auto kwam laten zien. De broers waren simpele bouwvakkers. Chamdi was verantwoordelijk voor drie gezinnen. Het zijne, dat van zijn ouders en dat van zijn schoonouders.
Verbaasd keek Chamdi naar zijn broer, riep zijn vrouw, oudste zoon, dochter en zoontje van twee. Ook zijn schoonmoeder ging mee en even later, met de broers op de voorbank en oma, de moeder en drie kinderen op de achterbank, reed de familie naar de kust van Gaza, onder begeleiding van het luide gezang van de drie kinderen. Precies op het moment dat hun auto die van de twee terroristen passeerde, werd de auto van de terroristen getroffen door een raket.
Chamdi en zijn jongste zoon van twee raakten licht gewond, zijn vrouw, schoonmoeder, broer en oudste zoon waren op slag dood. Maria, zijn dochter, was zwaargewond. Israël bracht Chamdi en zijn twee kinderen per helikopter naar het Tel Hashomer Ziekenhuis in Kyriat Ono bij Tel Aviv. Maria’s verwondingen waren dermate ernstig, dat ze vanaf haar nek verlamd was en niet meer zelfstandig kon ademen.
Zes maanden later:
De jongste zoon is sinds juni terug in Gaza, bij zijn andere oma. Chamdi woont nu in de ziekenhuiskamer van zijn dochter. Hij heeft geleerd de buis die aan haar keel verbonden zit, zelf te verwisselen en te reinigen. Hij heeft ook geleerd zijn dochter te wassen, te voeden en verder te verzorgen. Het leven van deze bouwakker is volkomen veranderd. Maria, 8 jaar oud, heeft intussen geleerd om haar speciale rolstoel met haar kin te besturen en zo maakt zij de gangen van het ziekenhuis onveilig. Alle zusters en maatschappelijk werksters zijn vertederd door dit kleine en dappere meisje dat inmiddels ook al Ivriet spreekt.
Chamdi ontvangt een inkomen, via enkele Israëlische ‘gekken’, die hem willen helpen. Ik schrijf ‘gekken’, want er zijn ook ‘normale’ Israëli’s. Deze ‘normale’ Israëli’s vinden dat Chamdi zijn zoontje niet mag zien. Want Chamdi is een Palestijn en Palestijnen mogen eigenlijk niet in Israël zijn. Vanwege de toestand van zijn dochter had Chamdi een speciale vergunning gekregen om in het ziekenhuis te verblijven tot 31 december 2006. Dan zou hij terug naar Gaza moeten, met zijn dochtertje dat 24 uur per dag elektronisch beademd moet worden. In Israël zijn twee ziekenhuizen die dit soort kinderen kunnen behandelen. In Gaza is geen enkel ziekenhuis dat Maria kan helpen. Wat betreft het ministerie van Binnenlandse Zaken mag Maria dus, letterlijk, stikken. Ook de rest van haar familie heeft Maria niet meer gezien sinds die dag in mei. Toen ons leger aan enkele burgers, die een familiebezoek voor hen wilden organiseren, berichtte dat families van omgekomen Palestijnse burgers Israël niet binnen mochten, omdat ze dan bijna zeker wraak zouden gaan nemen op Israëlische burgers, was de maat dan ook echt vol.
Laten we niet vergeten dat Chamdi en Maria, technisch gezien, oorlogsslachtoffers zijn. En dat zodoende, volgens een paar afwijkende Israëlische burgers althans, Israël de verantwoordelijkheid voor Chamdi, Maria en hun familie op zich moet nemen. Het klinkt raar, ik weet het, maar sommige mensen denken nu eenmaal anders. Dus is een aantal burgers aan het werk getogen. Telefoontjes werden gepleegd en er waren enkele ontmoetingen met politici en andere vooraanstaanden. Binnen 48 uur was het lot van Chamdi en Maria gewijzigd. Er is nu een fonds dat de volledige behandeling van Maria op zich neemt. Er is een ander fonds dat Chamdi een maandelijkse uitkering gaat betalen, samen met de Staatsverzekering. En er is een fonds dat een appartement huurt voor Chamdi en zijn zoon, met oma erbij. Plotseling kunnen deze gevaarlijke mensen vrij rondreizen tussen de Palestijnse Gebieden en Israël. Bovendien krijgt Maria les, therapie en nog veel meer.
Chamdi heeft Maria nooit verteld wie haar moeder, oma, broer en oom hebben gedood. “Het heeft geen zin, ze mag niet haten in haar leven. Zij is het levende bewijs van wat haat kan doen,” zei Chamdi met tranen in zijn ogen.
Hij stond achter haar rolstoel. Ze wilde pijpenkrullen en Chamdi was vakkundig bezig met haar haar. Ze lachte trots. “Nu zie ik er net als mama uit,” zei ze schor via haar luchtbuis. “Die is boven, in de hemel,” voegde ze er aan toe en richtte haar ogen naar boven. “De Joden hebben haar gedood. En ook mijn broer en mijn oma en mijn oom. Maar het was echt per ongeluk,” ging ze door.
Niemand van de aanwezigen kon het opbrengen om haar op dat moment recht in de ogen te kijken.
Chamdi en Maria gaan, dankzij deze ‘gekken’ een zo goed mogelijk 2007 tegemoet. Misschien, heel misschien, gaan we zo allemaal, Palestijnen en Israëli’s, een beter jaar tegemoet. In ieder geval is er een beginnetje gemaakt.
Update augustus 2014:
Via contacten heb ik moeten vernemen dat Chamdi verleden week is geëxecuteerd door Hamas, omdat hij een verrader van de Islam is. Maria zoeken we nog steeds.
© Simon Soesan