Een liedje dat we vroeger bij de Joodse jeugdbeweging zongen, beweerde dat er op de hoek van Haifa een krokodil leeft. Niets is minder waar. Bovenop onze berg Carmel, precies op de hoek, staat een klooster. Aan de ene kant kijkt men uit naar het westen, aan de andere kant ziet men het noorden. Dit is het Klooster der Karmelieten. Op alle oude prenten van onze stad Haifa staat het klooster getekend, bovenop de berg, precies op de hoek.
Samen met mijn vriend Bassam, een 26e generatie Christelijke Arabier die in onze stad woont, ben ik al meerdere keren in het klooster geweest. Dit is ook een absolute aanrader voor toeristen, want de kleine kapel is prachtig en de monniken zijn bijzonder vriendelijk.
Hoe vriendelijk, ontdekte ik onlangs toen Bassam me vroeg mee te gaan naar een vergadering. Een groepje burgers had besloten om iets te doen aan de vele gevallen van geweld binnen families. Er was bovendien een gebouw gevonden waar vrouwen en kinderen die slachtoffer van huiselijk geweld waren, rust en veiligheid konden vinden.
Israël zou Israël niet zijn als deze simpele oplossing niet moeilijk gemaakt zou worden: de Joodse politici wilden best steunen, maar dan was het gebouw alleen voor Joodse vrouwen en kinderen bestemd, de Druzen-politici … enfin, ik denk dat men het al begrijpt, iedereen had zo zijn eigen eisen voordat er hulp zou worden geboden.
Dus besloten enkele burgers van onze stad Haifa om het dan maar zelf te doen. Er werd gesproken met ondernemers, winkels, organisaties en, wonder boven wonder, het gebouw werd eigendom van de pas opgerichte organisatie die geen verschil tussen religie of politiek wilde maken.
Tot mijn verbazing werd ik voorgesteld aan een monnik, wiens Hebreeuws perfect was.
“Wij willen graag deelnemen aan het project en les komen geven aan de kinderen,” zei de man simpelweg.
Er werd instemmend gemompeld.
“Denk jij dat jij met jouw Hollandse kop misschien geld kan vinden voor de maandelijkse kosten?” vroeg Bassam aan mij.
Ik vroeg hem wat het bedrag moest zijn en dacht na.
“Neem me niet kwalijk,” zei de monnik, die er nog bij stond.
Ik keek hem afwachtend aan.
“Misschien kunnen we samen een lijst maken van mogelijke hulp en er samen naar toe gaan. Nu we al besloten hebben dat religie of politiek niets uitmaken …”
De monnik gaf ons een heuse knipoog en glimlachte.
De weken erna, ’s avonds na mijn werk, ging ik met een monnik naar zakenlui toe. Christenen, Joden, Druzen, Moslims en vrijwel iedereen ging spontaan met ons in zee.
Het Centrum voor Familievrede draait op volle toeren en heeft geen financiële problemen. Ook hebben we geen last van politici die even op de foto willen. En ik heb er een nieuwe vriend bij. Een monnik, die zelfs mijn vrouw al heeft ingepalmd met zijn kennis van planten.
Onlangs hebben we het nieuwe jaar ingeluid in het centrum.
Vrouwen en kinderen krijgen hier een beetje rust en kunnen weer lachen. En niet hun religie, noch hun politiek of hun slechte ervaringen hadden ze gemeen: ze wonen in Haifa, de stad waar samenleven geen leus, maar een levenswijze is.
© Simon Soesan
(Deze column verscheen eerder, in 2006, in Israël Actueel)