Rochamma

Simon Soesan

vrijdag 17 februari 2012

Ik had net mijn auto geparkeerd in Hadar, de winkelwijk halverwege de Carmelberg en was van plan naar een winkel te gaan toen iemand mij riep. Niet dat ik nou altijd sjoege geef als iemand ‘meneer’ roept, maar deze keer draaide ik mij om. Een bejaarde vrouw stond naar me te kijken. Ondanks de koude wind zag ik zweetdruppels op haar gezicht en de tientallen plastic zakken, vol met artikelen uit een supermarkt, waren de uitleg ervoor.

“Kunt u me even helpen?” vroeg ze. Ze legde uit dat ze precies hier woonde, in een oud, Arabisch huis, gebouwd in de tijd dat de Turken hier de lakens uitdeelden. Ik keek naar de zakken en vroeg haar hoe ze al dat spul tot aan haar huis had gekregen. “Ik heb geen keus,” was haar antwoord. ‘Huis’ was op de vierde verdieping, geen lift. ‘Huis’ was een appartement dat zonder meer ooit prachtig was geweest: het mozaïek op de vloer verraadde dat hier ooit een rijk iemand had gewoond. Wat me opviel, toen ik met alle zakken tegelijk op de vierde verdieping aankwam, was dat het huis heel erg schoon was, maar ook verwaarloosd. Het meest frappante waren de kinderen. Ik telde al snel een 16 kinderen, allemaal in de leeftijd van ongeveer 8 tot 15. Allemaal lagen ze op een matras en deden huiswerk. Het was piepstil in het huis.

Ik hielp de vrouw met het wegzetten van alle spullen en nam gretig het glas water dat ze me aanbood. Ik vroeg niets, maar ze begon te praten. Haar naam was Rochamma. Ondanks dat ik haar als ‘bejaard’ had geschat, was ze nog geen zeventig. Het leven, zo vertelde ze, had haar snel oud gemaakt. Verkeerde relaties en al jong zodanig in elkaar geslagen door haar man, dat ze nooit meer kinderen kon krijgen. De kinderen in huis waren daklozen. Voornamelijk Russische kinderen, die met hun vader of moeder naar Israël waren gekomen en op een bepaald moment het huis waren uitgezet, omdat pappie of mammie een nieuw leven wilde opbouwen en daar geen plaats voor ze was.
We kennen het verschijnsel in Israël en ook in Haifa: de kinderen leven op straat, roken, drinken alcohol en om geld te verdienen doen ze aan prostitutie of worden crimineel. Onze Staat probeert er wat aan te doen, maar uiteraard komen we geld tekort. Geen verrassing, wanneer u onthoudt dat, om te regeren, onze huidige premier 9.5 miljard sjekel aan zijn coalitiepartijen betaalde.

Terug naar Rochamma, die enkele jaren geleden dit verlaten appartement betrad. Ze maakte het schoon en liep op straat, waar ze die kinderen ontmoette. Enkelen bracht ze naar haar huis. Een simpele wet was er: zij, Rochamma, geeft ze een dak boven het hoofd en zorgt voor eten, kleding etc. De kinderen moeten naar school, moeten leren, moeten goede cijfers halen en mogen niet roken, aan de drank of wat dan ook. 17 Kinderen wonen er. Rochamma probeerde wat hulp te krijgen van de gemeente, maar ze staat niet officieel ingeschreven, dus dat kan niet. Ze probeerde iets van sjoels te krijgen, maar de meeste van die kinderen zijn waarschijnlijk niet Joods, dus dat kan niet. Het Arabisch-Joods centrum hielp haar met wat kleding, wat matrassen, lakens en ook krijgt ze wekelijks wat geld om eten te kopen. Op straat bedelt ze. Elke dag, vier uur lang, bij de stoplichten. En dat was het. 18 Mensen in een ruim appartement, met 1 tafel, 3 stoelen, 1 bed. Klaar.
De volgende morgen, na het zwemmen, vertelde ik mijn verhaal aan ‘het parlement’. Yunis was de eerste die reageerde. “Gaan we nu klagen of gaan we wat doen?” vroeg hij simpelweg. Ik keek naar mijn vrienden om de tafel: iedereen knikte met instemming. Ik keek Yunis aan. “Jullie klagen altijd zoveel, doe er wat aan,” zei hij. “Jullie is jodenvolk,” reageerde ik. “Weet ik, en dat bedoelde ik ook,” was het droge antwoord van Yunis, de Moslim. Hij pakte een pen en papier en begon te schrijven. Allemaal kwamen we met wat ideeën. In minder dan een uur hadden we een plan en waren de taken verdeeld. We gingen aan het werk.

Een week later parkeerde ik mijn auto vlak bij het huis van Rochamma. Ik ging naar de vierde verdieping en klopte aan. Rochamma deed open. Ik hoorde nog iemand de trappen op komen en introduceerde Yunis aan haar. “Iedereen in huis vandaag?” vroeg ik. Ze beaamde dat alle kinderen nog thuis waren en zo naar school zouden gaan. Ik keek de vrouw aan. “Vertrouw je me?” vroeg ik haar. Ze keek verwilderd naar ons. Een Jood en een Moslim aan de deur … of ze hen vertrouwt ….
Ze haalde haar schouders op en knikte moe. “Mooi,” zei ik en knikte naar Yunis. “We willen graag uw huis een beetje opknappen,” zei deze. Rochamma keek hem aan alsof hij gek was. “Graag willen we dat ieder kind zijn spullen om zijn of haar matras legt en daarna een papier met zijn of haar naam erop,” ging mijn vriend door. “En dan kan iedereen naar beneden, de bus in” vulde ik aan. “Bus? Wat???” vroeg Rochamma ongelovig. “Jullie gaan allemaal voor een nachtje weg, naar een kibboets in het noorden. Dan kunnen wij even aan het werk,” antwoordde ik haar. Weer hoorden we iemand de trap op komen. Aaron, de voormalige directeur van de grootste scholengemeenschap in Haifa, kwam erbij en stelde zich voor. “Ik regel alles wel met de school,” legde hij uit. Het duurde even voordat iedereen begreep wat er gebeuren ging, maar een uurtje later zat de hele bups in een autobus, met de complimenten van het Moslim Buurtcomité van Haifa. Ze gingen naar HaGoshrim, een kibboets in het noorden, aan de Jordaanrivier, om eens lekker lol te hebben.

Ondertussen haalde Yunis parmantig een lijst tevoorschijn en belde vanaf zijn mobiel. Twee examenklassen en drie vrachtauto’s hadden we geregeld: het hele appartement werd geschilderd, elektriciteit werd nagekeken en gerepareerd en toen kwamen de spullen: 8 stapelbedden, een tweepersoonsbed, twee kinderbedden, twee ijskasten, een gasfornuis, een oven, twee eettafels, twintig stoelen, lampen, kachels drie tv’s, vier computers, borden, bestek, en het ging maar door. In twee dagen was het appartement een huis geworden. Ons ‘parlementje’ had zijn best gedaan: alle spullen waren tweedehands, maar iedereen had nu een bed, lakens, dekens, er waren zelfs twee wasmachines en de badkamer zag er fonkelnieuw uit. Er werd een internetverbinding verzorgd en de kabel-tv werd aangesloten.
Toen Rochamma en de kinderen de volgende dag terug kwamen, zaten ze vol verhalen over een korte vakantie. Ze hadden op de Jordaan gevaren, ze hadden vreselijk veel en goed gegeten en veel lol gehad.
Toen ze boven aankwamen werd het doodstil. Rochamma moest snel zitten en begon heel stil te huilen. Ze keek Yunis aan en schudde haar hoofd. We legden uit hoe alles werkte en dat gas, stroom, water, kabel en internet voorlopig door diverse organisaties betaald zouden worden. Alle kinderen zochten hun bed op met hun spullen en voordat we het door hadden, zaten ze aan de tafels te leren.

We houden Rochamma in de gaten. Om de dag worden er levensmiddelen bezorgd en ook kregen we een budget van de Liberaal-Joodse Gemeente Haifa.

Rochamma bedelt niet meer. Ze houdt zich bezig met de huishouding, geholpen door de kinderen, en ze kookt. Een paar dagen geleden kwam ze om zes uur ’s ochtends naar het zwembad, toen we al na het zwemmen aan de koffie zaten. Ze had een cake gebakken.

Wat staat er ook alweer geschreven? ‘Wie een leven redt, is het alsof hij de wereld heeft gered’. Wij hebben voor 18 mensen, (18 = chai = leven …) het leven wat makkelijker gemaakt.

Ik heb geen flauw idee hoe dat geteld wordt.

© Simon Soesan

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011