“Ik neem dus die buslijn over van mijn collega,” begon Shai tijdens ons wekelijkse kopje koffie na het zwemmen.
Shai is al jaren buschauffeur bij Egged, onze nationale busmaatschappij, en is een bekende figuur in onze stad. Zwemmen doet hij niet, maar hij komt graag bij ons wekelijkse koffie-uurtje zitten, beter bekend als ‘de zitting van het Parlement van Haifa’.
“Die lijn begint bij de psychiatrische inrichting van Tira,” ging Shai verder.
Tira is een klein dorpje aan de zuidkant van Haifa.
“Ik kwam vroeg, dus zette ik de motor af en liep naar de ingang van die inrichting. Daar zat een sjomer en we praatten wat en rookten een sigaretje. Die sjomer was bijna klaar met zijn dienst en zou met mijn bus mee terugrijden, vertelde hij.”
We wachtten allemaal vol spanning waar dit verhaal naar toe zou gaan. Hij ging verder.
“Toen bedacht ik dat ik misschien nog even snel naar het toilet zou kunnen. Die sjomer legde me uit waar dat was. Wat hij niet vertelde was dat hij zou worden afgelost, maar daar komen we zo op.”
Shai nam een luidruchtige slok van zijn koffie en ging door.
“Dus ik naar de wc, maar toen ik een paar minuten later terugliep naar de uitgang, zat daar een andere sjomer. Die keek me aan en stond op.
Ik wijs naar de bus, zeg: ‘ik ben de buschauffeur,’ en wil naar buiten gaan. Maar die sjomer posteert zich dwars voor de ingang, zegt: ‘kamer 24,’ en laat me er niet door.
‘Ik ben echt de buschauffeur,’ zeg ik nogmaals, maar hij kijkt me alleen maar vriendelijk glimlachend aan.
‘Buschauffeurs naar kamer 24, piloten naar kamer 8,’ zegt die sjomer bloedserieus.
‘Man, doe niet zo stom,’ zeg ik tegen hem, ‘ik moet die bus die daar staat besturen.’
De sjomer begint nu kwaad te worden en zegt ‘Als je niet rustig wordt, dan roep ik een broeder om je te helpen kalmeren.’”
We keken elkaar lachend aan. Shai heeft namelijk altijd wat.
“Dus,” ging Shai door, “sta ik daar en kom die inrichting niet uit. M’n portemonnee en identiteitsbewijs, alles ligt in de bus en die sjomer laat me er niet uit. En ik zou wel gek zijn om weer naar binnen te gaan,” liet hij er, snel even naar ons kijkend, op volgen.
“‘Luister,’ zeg ik tegen die sjomer, ‘ik ben buschauffeur, ik ben echt niet gek.’
Die sjomer kijkt me medelijdend aan en zegt: ‘Heb je je medicijnen soms niet gekregen vandaag? Ga maar zitten, ik bel wel iemand.’
Ik sta daar dus mooi voor je-weet-wel, en zie gelukkig die eerste sjomer van achter de bus vandaan naar ons toekomen.
‘Waar blijf je nou?’ vraagt hij aan me en op dat moment begrijpt die tweede sjomer eindelijk dat hij fout zat. Die begint meteen zijn excuses aan te bieden en vindt het een charpe, je kent dat wel.”
“Wat zei jij toen?” vroeg ik Shai.
Hij begon breed te lachen.
“Ik vroeg hem wat hij daar eigenlijk deed.
‘Sjomer, dat zie je toch?’ zegt die man.
Zeg ik: ‘sjomriem naar kamer 12 ...’”
© Simon Soesan