Deze column verscheen eerder, in 2006, in het NIW. Ik publiceer hem opnieuw naar aanleiding van de aanslag in Burgos, Bulgarije.
Tegenover ons huis op de Carmel ligt een heuveltje. En op die heuvel bevindt zich een parkje. ‘Het park van de kinderen’ noemen we het. Daar staat een herdenkingsmonument met 43 namen erop. Tot 2000 waren dat ‘slechts’ 29 namen van zonen en dochters uit onze wijk, die in onze oorlogen waren omgekomen. Sinds 2000 zijn er 14 namen bijgekomen van kinderen die gedood zijn bij terreuracties in onze stad.
De basisschool in onze wijk organiseert elk jaar de herdenkingsplechtigheid. Traditioneel begint de dodenherdenking bij het vallen van de avond en is het de dag daarna een treurdag. Om acht uur op de avond van de dodenherdenking gaan alle sirenes in het land af en houden we één minuut stilte. De volgende ochtend om elf uur gaan de sirenes weer af. Deze keer voor twee minuten stilte. Het verkeer, de fabrieken, het leger: alles stopt en iedereen gaat staan. Auto’s op de snelwegen stoppen en mensen stappen uit. Alleen een aantal van onze ultra-orthodoxe Joodse medeburgers loopt door en spuugt vaak op de grond. Dat is blijkbaar hun religie.
Ikzelf ben verbonden aan deze basisschool vanaf dat onze oudste, 19 jaar geleden, daar naartoe ging. Sindsdien is deze ceremonie iets waar ik met de kinderen en vrienden altijd heen ga. Hun moeder, zoals vele moeders, kan dit niet aan en kijkt thuis naar de officiële nationale plechtigheid op de televisie. Enkele jaren geleden kwam Bassam er met zijn familie bij. Hoewel ze in een andere wijk wonen en Christelijke Arabieren zijn, is dat geen probleem. Onze wijk is een gemengde wijk, wat wil zeggen dat Joden en niet-Joden, zelfs vluchtelingen uit Libanon, er vreedzaam samenleven als burgers van Israël. Hoewel de ceremonie plechtig is, dragen de schoolkinderen gedichten voor, er is ballet, er worden zelfs liedjes gezongen, alles met als onderwerp de gevallen zonen en dochters van onze wijk. Uiteraard wordt er dan niet geapplaudisseerd.
Onze wijk is een doorsnee Israëlische wijk. Niets bijzonders, behalve dan misschien het feit dat we in Haifa wonen, waar het samenleven van Joden en niet-Joden heel normaal is, ondanks dat de media in de wereld daar liever geen aandacht aan besteden.
Ook dit jaar helpen Bassam en ik met het voorbereiden van het park. Lichtmasten en duizend stoelen van de gemeente, geluidsversterking, een vlaggenmast en de omgekeerde helm die in het midden moet. Traditioneel en symbolisch wordt daar een herdenkingsvuur in aangestoken.
Jarenlang mocht ik de vlag halfstok hijsen. Enkele jaren geleden, terwijl ik de vlag liet zakken, hielp Bassam mij daarbij. Sindsdien doet hij het en is men gewend geraakt aan deze reus van honderddertig kilo, die met tranen in zijn ogen luistert naar de 43 namen die elk jaar weer worden voorgelezen.
Zelfs de eerste baby van onze wijk staat op die lijst. Een lijst waar niemand op wil staan en die we allemaal elk jaar opnieuw horen, met de hoop in ons hart dat er geen nieuwe namen bij zullen komen.
Onze kinderen zien deze plechtigheid niet anders. Bij toeval heeft elk kind van ons twee vrienden of vriendinnen uit haar of zijn klas al moeten begraven. De ontploffing van het Matsarestaurant, vlak onder ons huis, en de ontploffing van bus nummer 36, acht straten bij ons vandaan, waren daar mede de oorzaak van. Maar ook de zelfmoordactie in het Maximrestaurant heeft het leven van vrienden en vriendinnen geëist. Daarom zijn de namen op het herdenkingsmonument niet abstract voor ze. Als de namen worden voorgelezen staan ze dicht bij me en ik probeer ze alle drie vast te houden.
Ook Oren, een jongen die op 13-jarige leeftijd in het Maximrestaurant zijn vader, zusje, neefje en grootouders verloor en daarbij zelf zwaar gewond raakte, is er bij. Oren is sinds de aanslag blind en loopt moeilijk. Na drie jaar zit zijn gezicht nog vol met scherven en littekens. Zonder er iets aan te kunnen doen, moeten mensen altijd even naar hem kijken.
Als de sirenes af gaan, krimpt hij in elkaar. En als de namen van zijn zus, vader, neef en grootouders worden genoemd, lijkt het of hij naar beneden kijkt. Alleen het schokken van zijn schouders laat zien wat er werkelijk door hem heen gaat.
Ik kijk naar de gehandicapten. De gewonden die oorlogen en aanslagen overleefden en in hun rolstoelen vooraan zitten.
Tommer, die de snelste hardloper van de school was en nu geen benen meer heeft. Maya, waar onze zoon als kind verliefd op was en die het de rest van haar leven ook zonder benen zal moeten doen. Andere kinderen die inmiddels bijna volwassen zijn geworden en die ook nooit meer zullen dansen of rennen.
Het heeft onze jonge staat inmiddels heel wat gekost om onafhankelijk te zijn en het lijkt er helaas op dat het ons nog heel wat zal gaan kosten.
Onze buren moeten ons nog steeds niet. De Europese Unie vindt de leider van Iran helemaal niet eng en blijft zijn eis steunen om zelf atoomwapens te mogen hebben.
In Libanon woont, onder de grond, een man in een jurk die blijft volhouden dat hij ons van de wereldkaart zal vegen, terwijl Frankrijk, Duitsland en Rusland hem blijven bewapenen.
Af en toe vraag ik me af of het allemaal wel zinnig was. Of ik er goed aan heb gedaan: naar Israël gaan, trouwen met de liefste vrouw in de wereld en vervolgens drie kinderen in dit land grootbrengen. Je hebt zo je momenten.
Tijdens de ceremonie denk ik ook aan mijn kameraden in het leger, idealisten zoals ik, die omkwamen bij acties en veldslagen in de volle overtuiging dat we het voor de verdediging van ons land deden.
Ik kijk naar de ouders die de naam van hun kinderen op het herdenkingsteken zien en heb niets meer te zeggen.
Maar dan nadert het einde van de plechtigheid en zingen we ons volkslied.
“Zolang diep in het hart de Joodse ziel leeft en gericht naar het Oosten het oog verlangend naar Zion kijkt, is onze hoop niet vervlogen. De hoop, tweeduizend jaren oud, om een vrij volk te zijn in ons eigen land, het land van Zion en Jeruzalem ...”
Dan weet ik en dan weten we allemaal weer waarom we hier zijn. Dan weten wij dat we hier zullen blijven, dat ons thuis hier is en dat we er alles aan zullen doen om hier in vrede en in veiligheid te kunnen leven. Als burgers van een onafhankelijk land, slechts afhankelijk van elkaar. Wij, burgers van Israël.
© Simon Soesan