“Vraag het hem nu maar gewoon,” suggereerde de liefste vrouw in de wereld. Nu onze dochter is gaan samenwonen met haar vriend, willen we toch wel weten wat voor vlees we in de kuip hebben. Niet dat het een onaardige jongen is, integendeel! Maar we willen wat meer over hem weten. Daar deze jongeman samen met onze dochter studeert en assistent is van de professor, besloot ik de stoute schoenen aan te trekken en de man wat vragen te stellen over de aanbidder van een van de twee liefste dochters van de wereld.
De lezer zal begrijpen dat dit een riskante zaak is. Als ouders hebben we geleerd nooit de vriendjes van onze dochters te prijzen. Hoe schreef Shakespeare het? “En Brutus prees Ceasar regelrecht het graf in”? Iedere keer als we ons positief uitlieten over een vriendje, was dit in korte tijd verdwenen, daar onze kinderen het, met alle liefde, niet met ons eens kunnen zijn. Dat kan gewoon niet!
Dus hebben we geleerd ons aan te passen en gochme te gebruiken. Als onze dochters een vriendje mee naar huis brachten en ons later vroegen wat we ervan vonden, zeiden we altijd vaag “och ... mja ...” en meer niet. Tenzij de knul echt wel iets leek. Dan zeiden we altijd vastberaden dat hij ons niets leek. Hadden we wat langer naches van hem...
Maar terug naar mijn onderzoek. Dankzij de vele festiviteiten die ook in Israël in december plaatsvinden, bevonden wij - mijn levenspartner en ik - ons op een evenement waar zowel de professor als zijn vrouw aanwezig waren. In de loop van de avond wachtte ik op het juiste moment om de man even privé iets te vragen. Toen ik mijn kans zag, vroeg ik hem wat hij van zijn assistent vond. “Hoezo?” vroeg hij me met een bevreemde blik in zijn ogen. “Och,” zei ik schamper, “hij gaat uit met mijn dochter en ik wilde gewoon eens uw mening horen.”
De professor dacht even na en keek over mijn schouder. “Welnu, ik had al een vermoeden dat er iets aan de gang zou kunnen zijn,” zei hij langzaam. “Enkele weken geleden zocht ik mijn assistent en ik zag dat de nooduitgang in het trappenhuis van de universiteit niet dicht was. Toen ik die dicht wilde doen zag ik toevallig dat hij in het trappenhuis eh ... in onderhoud was met uw ... ” “Ik begrijp het,” sneed ik hem af. Als vader had ik geen behoefte aan een gedetailleerde beschrijving van wat hij had gezien. “U begrijpt het!” zei de professor, ook opgelucht dat hij niet verder hoefde te gaan. “In elk geval een prima kerel. Niet dat ik alles van hem weet, maar hij maakt de indruk van een serieuze jongeman waar u van op aan kunt.”
Ik bedankte hem hartelijk en wilde weglopen toen zijn vrouw, tezamen met de liefde van mijn leven, naar ons toe kwam. “Jullie hadden het er ook over?” vroeg deze opgetogen. Toen ze geen reactie van ons kreeg, ging ze vrolijk door. “Van de vrijpartij in de nooduitgang!” Alle aanwezigen keken nu onze kant uit. Er werd wat gemompeld en we begrepen dat we konden gaan.
Later, thuis, wachtte onze oudste op ons. Haar moeder had haar ingelicht over mijn plan om met haar professor te praten. “En?” vroeg ze ons meteen. Ik keek naar haar moeder. En daarna naar haar. “En Abba, zeg nu niet weer iets onduidelijks want die gochme kennen we al. Wat zei hij?”
“Hij mag je vriendje wel,” zei ik. Haar gezicht lichtte op. “Hij had het ook over jullie ontmoeting in de nooduitgang ...” zei ik onnozel. Ze werd knalrood. “Abba! Nu gaat zeker de hele universiteit erover praten ...” mompelde ze. “Ik denk dat je wel op je professor kunt vertrouwen,” kalmeerde ik haar. We wensten haar welterusten.
“Ik heb morgen je hulp nodig bij de supermarkt. Ik moet heel wat inkopen,” zei mijn levenspartner even later. Ze weet dat ik niet graag meega naar de super en ik trok een lang gezicht.
Ze dacht even na en zei: “Als je me komt helpen, laat ik je daar misschien wel even de nooduitgang zien ...”
Hoe kon ik weigeren?
© Simon Soesan