Beste lezers,
Nu de wereld kerst viert en traditioneel mooie kerstverhalen leest of vertelt, plaats ik hier een waar verhaal, dat ik eerder publiceerde in 2007.
Ik wens u allen prettige feestdagen, waar, hoe en wat u ook viert!
R. Is officier in het Israëlische leger. Begin april was hij onderweg naar zijn basis, toen het noodweer in Israël losbarstte. Zware regen en wind teisterden vooral het noorden van het land, met name de omgeving van Wadi Arra, tussen Hadera en Afula. Het regende zo hard, dat de boel snel onder water stond. En even later begon het nóg harder te regen. De snelweg door de wadi stond in een mum van tijd onder water en gedeelten begonnen gewoon af te brokkelen. Het water gutste met grote snelheid alle kanten op. R. zocht een hoog punt waar hij zijn wagen parkeerde en begon het allemaal gade te slaan.
Wassim en Sachar, een jong getrouwd stel uit Umm El Fahem, reed door de wadi toen het sterk stromende water ze gewoon meenam. De auto slingerde in de stroom mee en het echtpaar klom er snel uit en sprong in het water. Wassim hield Sachar goed vast bij de hand en zo stroomde het paar mee in het water.
R. zag ze schreeuwend onder zich voorbij stromen en dacht geen moment na. Hij sprong het water in, net op tijd om Wassim te pakken. Met één hand hield hij Wassim vast, en met de andere pakte hij een boomwortel vast. Zo bleven ze enkele minuten hangen. Sachar kwam amper met haar hoofd boven water en was al buiten bewustzijn. Op dat moment brak er nog een stuk van de weg af en het water begon nog sneller te stromen, waardoor er twee dingen plaatsvonden: Sachar werd uit Wassims greep gesleurd en verdween in het modderige, bruine water. Maar ook trok R. zichzelf en Wassim met bijna bovenaardse krachten aan de boomwortel omhoog. Eindelijk op het droge zag R. dat Wassim niet meer ademde en begon hem, in de regen en de wind, mond-op-mond beademing te geven. Na enkele momenten gutste wat modderig water uit Wassims mond en begon hij te ademen. R. gooide Wassim over zijn schouder en liep enkele tientallen meters in de modder tot aan zijn auto en legde Wassim op de motorkap. Anderen begonnen te helpen en enige minuten later was er een ambulance aanwezig die Wassim meenam. R. ging door naar zijn basis.
Als je de jongste zoon bent van Mantsoer, dan ben je heel wat in Umm El Fahem. Mantsoer is een bejaarde zakenman, een gelovige Moslim en toevallig een vriend van mij. Wassim, zijn jongste, is zijn probleemkindje, want Wassim is actief bij Hamas. En Hamas, zoals de lezer weet, is geen jongensclubje.
Mantsoer belde me uit het ziekenhuis, en omdat ik toevallig in de buurt was, besloot ik even snel langs te gaan. Wassim was al onderzocht en behalve nat, en in paniek om zijn vrouw, was hij gezond. De regen was gestopt en ik belde wat mensen, die me vertelden dat het leger al naar Sachar aan het zoeken was. Een half uur later bleek dat Sachar verdronken was en de familie ging in de rouw.
Ik begeleidde Mantsoer en zijn familie in de eerste dagen en was bij de begrafenis, een stille gebeurtenis waar niet veel bij te zeggen valt.
Een week later belde Mantsoer me. Of ik de soldaat, die zijn zoon had gered, kon vinden. Dat was niet al te moeilijk en na enkele dagen ging ik met R. naar Umm El Fahem. R., als officier in een bekende eenheid, had zijn wapen bij zich, wat verplicht is in het leger, en liep wat onwennig met me mee.
Toen hij zag hoe hartelijk we verwelkomd werden, werd hij wat geruster en stelde zich voor. Wassim keek verbaasd naar de man die zijn leven had gered en zag een keppeltje op het hoofd van R. Op de vraag waar R. woonde, antwoordde deze: “Emmanuel.”
Het werd stil in de kamer.
“Een kolonist ...” zei iemand.
Mantsoer keek even heen en weer tussen zijn zoon, lid van Hamas, en de kolonist, die én religieus, én gewapend, én officier was in het door Hamas toch zo gehate Israëlische leger.
Tot ieders verbazing keek Wassim R. lang aan, stond op en omhelsde hem.
“De Almachtige heeft gesproken. Hij zond jou, van alle mensen, om mij te redden. Ik ben lid van Hamas.”
R. keek onverstoord in het rond.
“Ik zag mensen in nood. Ik vraag niet wie je bent, wat je bent. Ik heb gedaan wat een ieder zou doen. En het spijt me dat we je vrouw niet hebben kunnen redden.”
De hele atmosfeer in de kamer veranderde. De officier in het Israëlische leger, ook kolonist, liep gearmd met het lid van Hamas naar buiten, waar voedsel en drinken klaarstonden.
Ik liep naar Mantsoer en omhelsde hem.
“Dus waar hadden wij Joden en Arabieren nou ook alweer ruzie over?” vroeg ik hem.
Hij keek me aan en glimlachte triest.
“Ik kan me nu al indenken dat jij hierover gaat schrijven en ik heb een naam voor je verhaal,” zei hij.
Ik keek hem vragend aan.
“Een verhaal van twee steden,” zei hij.
© Simon Soesan