Niet dat het nou bepaald een grote beet was. Maar Daniëlle, onze buurvrouw, was wel bezorgd. Ze was onderweg naar huis langs een man met een hond gelopen en die had haar plotseling gebeten. De hond, niet die man. Niet diep, maar genoeg om een wond te veroorzaken. Ze schreeuwde meer van schrik dan van angst en vroeg de man of de hond tegen hondsdolheid was ingeënt.
“Gaat je niks aan,” zei de man, die zich omdraaide en wegliep.
Ik parkeerde mijn auto net toen ik Daniëlle op de grond zag zitten in het parkje naast ons huis. Ik ging kijken wat er aan de hand was en ze vertelde me haar relaas. Ik stelde voor haar even naar het ziekenfonds te rijden en hielp haar de wagen in.
Enkele minuten later waren we al bij het ziekenfonds, waar gelukkig onze dokter Ehrlich nog aanwezig was. Hij keek naar het been van Daniëlle en toen naar mij en vroeg Daniëlle: “Bent u door deze Hollander gebeten?”
Ondanks haar pijn moest ze hier wel om lachen. Vakkundig maakte Ehrlich een injectie klaar en gaf haar een spuit tegen alles wat maar verkeerd kan gaan. Hij zei haar zich geen zorgen te maken, hooguit wel ongerust te zijn als ze met mij aan het stuur terug moest.
Daar ik de goede dokter bijna 25 jaar ken, liet ik het me allemaal aanleunen. Voordat we weg gingen, gaf hij haar nog een kaartje met een telefoonnummer. “Het ministerie van volksgezondheid. Het is de bedoeling dat je het even rapporteert,” stelde hij voor.
Onderweg naar huis stonden we in de avondspits van Haifa: je kunt geen kant meer op dankzij onze burgemeester, die graag nieuwe flatgebouwen bouwt, maar geen infrastructuur zoals wegen aanlegt. Ik vroeg Daniëlle hoe ze zich voelde en of ze misschien van mijn autotelefoon gebruik wilde maken om het Ministerie van volksgezondheid te bellen. Ze stemde in en belde. Na enkele ogenblikken werd er aangenomen.
“Volksgezondheid,” zei een stem met een zwaar Russisch accent.
“Sjalom, ik heet Daniëlle en ben vandaag door een hond gebeten,” zei Daniëlle.
“Welke hond?”
“Weet ik niet.”
“Weet u niet?”
“Weet ik niet.”
“Wij moeten weten hoe die hond heet en wie de eigenaar is,” zei de vrouw nu autoritair.
“Maar het beest beet me en toen liep de eigenaar weg.”
“Kon u niet even de naam van de hond opvragen?”
“Nee, want hij beet me.”
“En de eigenaar?”
“Die beet me niet.”
Het werd even stil aan de lijn. We hoorden een diepe zucht.
“Weet u wie de eigenaar is? Van de hond?”
“Nee.”
“Kon u dat niet even vragen?”
“Hij liep gewoon weg.”
“Wie? De eigenaar of de hond?”
“Alletwee.”
Weer een diepe zucht aan de andere kant van de lijn.
“Kijk, zonder die hond kunnen we u niet helpen, hoor.”
“Mevrouw ik ben gebeten, heb twee injecties gekregen, heb pijn en voel me niet lekker. Wat wilt u nu eigenlijk dat ik doe?”
“Ik stel voor dat u gaat rusten.”
“Maar de dokter zei me u te bellen.”
“Ja, maar als u geen hond hebt, dan kunnen we niet helpen.”
“Maar ik ben gebeten!” Daniëlle werd nu boos.
“Mevrouw stelt u zich niet aan. Gebeten, ene makke ...”
Daniëlle keek me geschokt aan.
Ik maakte een gebaar en knipoogde naar haar. Ze liet me m’n gang gaan. Als buurvrouw kende ze me al.
“Neemt u mij niet kwalijk, ik ben een buurman van deze dame,” zei ik naar de telefoon.
“Juist, ja,” was het antwoord van Volksgezondheid.
“Ik heb het allemaal gezien.”
“U weet wie de hond was?”
“Nou de hond was een Rottweiler,” zei ik sloom.
Het werd stil aan de andere kant.
“En ik ken de eigenaar,” zei ik er vlot achteraan.
“Hebt u een naam?” vroeg mevrouw Volksgezondheid nu opgetogen.
“Ja hoor,” zei ik blij.
“Kunt u die naam geven?”
“Tuurlijk. Mordechai Ammetochus. Maar ik weet niet waar hij woont of zo.”
Ik keek Daniëlle aan en fluisterde in haar oor de vertaling van de achternaam. Ze werd rood en begon te lachen.
“Alles goed daar?” vroeg Volksgezondheid.
“Ja, prima,” zei ik droog.
“Nou meneer, ik bedank u, wij vinden hem heus nog wel. Wij werken nationaal en internationaal en kunnen elke hondeneigenaar vinden. Dank u en sjalom!”
Ik hing op en keek Daniëlle aan die zich al wat beter begon te voelen.
Mocht er ooit in Nederland een familie Ammetochus gezocht worden door het Israëlische ministerie van volksgezondheid, dan weet u tenminste om welke mesjoggene hond het gaat.
© Simon Soesan
(Deze column verscheen eerder in het NIW)