Al jaren bedenken benzinestations creatieve manieren om ons, de burgers, naar hen toe te lokken. Aangezien de brandstofprijzen in ons democratische land bepaald worden door meneer Netanjahoe, kunnen ze niet met elkaar concurreren en moeten ze daarvoor wat anders verzinnen. En dus krijg je een gratis krant.
Door de weeks is dat niet zo interessant, maar op vrijdag is dat anders. Dan komen de dikke sjabbeskranten uit, met hun magazines en extra rubrieken. Honderden pagina’s van leesgenot voor de sjabbes!
Deze actie leidde in de loop der jaren tot ontzettend lange rijen bij de opritten naar de benzinestations, want de sjabbeskrant voor niets, dat is aantrekkelijk! Ik ken zelfs mensen die door de weeks helemaal niet tanken en de auto gewoon naast het huis laten staan, alleen maar om op vrijdag op de laatste druppels benzine naar het tankstation te rijden om de gratis krant te krijgen.
Wij kopen de krant gewoon bij onze buurtsuper als we onze inkopen doen op vrijdag. Het voorkomt lang wachten bij de pomp, waar we geen zin in en tijd voor hebben.
Maar onlangs waren Bassam en Zjieda op vrijdag bij ons voor de koffie. Sinds mijn vrouw en ik hebben besloten om op vrijdag, als we allebei vrij zijn, samen ergens te ontbijten of koffie te gaan drinken, gaan er af en toe ook vrienden mee. Ook deze keer zaten we heerlijk te genieten van de koffie en het gebak bij Shani, het beste en lekkerste cafeetje in onze stad, toen onze vrouwen besloten om nog even te gaan winkelen. Bassam, met poedersuiker op zijn gezicht van de tompouce die hij wegwerkte, keek me zuur aan.
“Laten wij dan wat anders gaan doen,” stelde hij voor.
Beide dames keken ons opgelucht aan. Ze gingen liever samen winkelen.
Even later waren we alle vier onderweg. De dames naar een winkelcentrum en Bassam en ik naar onze bestemming.
“Waar gaan we dan heen?” vroeg ik hem. Hij keek me mysterieus aan.
“We gaan even lol maken,” zei hij.
Na enkele ogenblikken bereikten we een benzinepomp. Nu is ‘bereikten’ geen juiste weergave van de situatie. Heel veel auto’s stonden in een rij op de rechterbaan van de weg, om ook bij de pomp te komen.
“Moet je nu tanken? Je bent mesjogge, op vrijdag!” zei ik, terwijl ik naar de rij wagens wees.
Bassam zei niets, maar wees alleen op zijn benzinemeter, die liet zien dat zijn tank zo goed als vol was.
“Wat wil je dan doen?” vroeg ik hem, maar het was al te laat.
Hij knipoogde naar me, gaf gas en reed alle wachtende auto's voorbij, terwijl hij met een onschuldig ponem begon te neuriën.
Auto’s begonnen te toeteren en mensen begonnen te vloeken. Enkelen lieten met een bekend, doch obsceen gebaar zien wat ze van voordringers dachten. Maar Bassam reed rustig door. Zeker dertig auto's reden we voorbij en de pomp begon al in zicht te komen.
Opeens stormde iemand zijn auto uit en blokkeerde ons de doorgang, met z'n armen stoer over elkaar, op z'n borst.
Bassam remde, deed het raam open en trok een zielig gezicht.
“Je komt er niet langs!” zei de man dreigend.
“Maarre …’” probeerde Bassam.
“Je komt er niet langs!” herhaalde de man, nu iets luider.
Andere chauffeurs waren nu ook uitgestapt en kwamen woest op onze auto aangelopen.
‘”Tembel, idioot!” riep iemand.
“Maarre … ik wilde …” zei Bassam onschuldig.
“Je komt er niet langs!” zei dezelfde man nog dreigender.
“Gotspe! Iedereen staat netjes in de rij voor de gratis krant en jullie denken even iedereen af te snijden? Titbaisjoe! Jullie moesten je schamen!” riep iemand anders.
De nu meer dan tien man rondom onze auto knikten instemmend.
“Maarre, ik wilde alleen …” probeerde Bassam nogmaals met een heel zielig gezicht, zonder succes.
“Hou je mond en keer die wagen! Normale burgers staan hier netjes te wachten en jij gaat nu gewoon achter in de rij staan. Wat denk je dat het hier is? Een bananenrepubliek?” schreeuwde een klein mannetje dat rood aanliep.
Intussen stonden er al twintig mensen om ons heen en waren er nog meer verontwaardigde chauffeurs naar ons onderweg.
“Bassam, laten we gaan, nou is het wel leuk geweest …” fluisterde ik hem toe. Hij keek me echter alleen even snel aan en knipoogde naar me.
“Wat was dat? Zitten jullie onder elkaar te kijken hoe jullie ons nog kunnen beduvelen? Vergeet het maar!” schreeuwde een andere man.
“Je komt er niet langs!” riep nummer één weer.
“Maar ik wilde alleen maar een pizza kopen …” zei Bassam, met zijn zieligste gezicht, terwijl hij naar de pizzeria achter het pompstation wees.
Het werd stil. Heel stil. Zo’n twintig hoofden draaiden zich om richting pizzeria.
“Oj wawoj …” zei een heethoofd.
Iemand anders kuchte verlegen. De groep kerels draaide zich om en iedereen slenterde versjteerd terug naar zijn auto.
Bassam draaide zich naar mij en begon te lachen. Ik lachte mee.
Een half uurtje later ontmoetten we onze partners in het winkelcentrum. Ze lieten ons zien wat ze hadden gekocht.
“En, wat hebben jullie uitgespookt?” vroeg Zjieda.
Bassam keek me even aan.
“We wilden tanken voor de gratis krant, maar de rij was te lang,” zei hij bloedserieus.
© Simon Soesan
Uit: Patatje Vrede (2007)