Daar ik na zoveel jaren bijna geen excuses meer heb om niet mee te gaan, moest ik ook deze keer met mijn levenspartner naar de supermarkt. Zoals ik al eerder vertelde, is mijn taak daar van te voren bepaald: haal een karretje, duw het karretje en als het vol is, duw het karretje naar de kassa, betaal en stop de levensmiddelen in de achterbak. Breng het karretje terug, vergeet de munt niet, rij naar huis en breng alle inkopen naar de keuken. Simpel toch? Nee, dus.
Al bij de ingang van de super merkte ik dat er iets niet klopte. De liefste vrouw van de wereld liep naar de afdeling aanbiedingen en begon allerlei artikelen te controleren. “Ze hebben goedkope sokken voor je!” riep ze naar me. De goedkope-sokken-aanbieding schijnt daar al enkele maanden te draaien en iedere week brengt de lieverd vijf paar sokken voor me mee. “Ik heb er genoeg, dank je,” riep ik terug. Uiteraard kwam ze met twee pakken aanzetten. “Zonde toch, voor die prijs?” vroeg ze retorisch. “Ik zal eens kijken naar welk Afrikaans land we ze kunnen sturen,” zei ik sarcastisch. Ze begon te lachen. “Gekkie, in Afrika dragen ze toch geen sokken,” zei ze en liep door.
Even later riep ze me. Ik liep naar haar toe en ze wees naar een hoge stapel potjes honing die als een piramide waren opgestapeld. “Haal even die bovenste eraf, die is er het laatst opgezet en is dus het verst,” zei ze. “Laatst erop is het laatst uit de doos, dus zat hij onderin en kan dus misschien oud zijn,” probeerde ik nog. “Nou, komt er nog wat van?” vroeg ze me ongeduldig. Ik ging op mijn tenen staan en raakte de bovenste rij bijna aan. Ik leunde wat, strekte me nog meer en … de hele piramide stortte in elkaar. Tientallen, misschien wel honderden potjes honing vielen naar beneden. Een paar potjes vielen kapot, andere begonnen te rollen en met al het lawaai erbij had ik een mooie charpe.
De hele supermarkt keek naar mij. Mijn vrouw, de liefde van mijn leven, wuifde me gedag en liep weg, de verraadster. Ik kon niet weg: mijn schoenen stonden middenin de honing en ongeveer tien miljoen mensen kwamen eromheen staan. Iedereen schudde het hoofd, mensen wezen naar me. Mannen keken me met medelijden aan.
Met grote stappen kwam er een meneer met een naamplaatje op zijn borst naar me toe.
“Ik ben de chef,” zei hij.
“Nou nou,” zei ik intelligent.
“Wat is hier aan de hand?” vroeg de man.
Ik wees naar de bende. “Mag u twee keer raden,” zei ik.
De man keek nu niet vriendelijk.
“Heeft u dat veroorzaakt?” vroeg de chef me nu.
“Absoluut niet,” zei k met een pokerface.
“Dus het gebeurde niet toen u met uw tengels aan mijn potjes honing zat?” vroeg de man nu met een kwaad gezicht.
“Meneer!” riep ik verongelijkt, “ik kom hier om inkopen te doen en pak een potje honing. Uw personeel heeft die potjes zodanig opgestapeld dat ze een gevaar voor het publiek zijn! Ik had wel dood kunnen zijn van al dat glas en die honing. Ik eis schadevergoeding voor de schrik en voor nieuwe schoenen! Ik wil een proces! Wat is dat hier allemaal? Heeft Hamas die dingen opgestapeld? Waar is de pers? Ik eis een advocaat! Bel de politie! Wat voor service is dat hier, als potjes honing een mens kunnen doden?”
Meneer de chef was stil geworden tijdens mijn tirade. Achter hem zag ik mijn vrouw, die lachend een potje honing in de lucht stak.
“Het … het spijt me … maar …” probeerde de chef.
“Wat nou: maar?” Ik had de smaak nu te pakken. “Zijn wij burgers dan nergens veilig? Behalve raketten, mesjoggene Moslims die zichzelf willen opblazen en die gekken in Iran, moeten we ons nu ook gaan beschermen tegen potjes honing? Waar gaat de wereld heen?” Ik begon weg te lopen.
“En waar gaat u heen?” vroeg de chef.
Ik wees naar een enorme grove dame die boos naar ons keek. “Mijn vrouw wacht op me. Die is me toch boos. Vanwege de schoenen. U begrijpt het wel hè? U bent toch ook getrouwd?”
Tientallen mannen zuchtten instemmend. De chef keek in het rond en zag de gezichten vol medelijden van andere mannen. Nu zuchtte hij diep. “Ik moet het rapporteren. Wat is uw naam?”
Ik keek de man doordringend aan. “Meneer Echtgenoot,” zei ik.
Hij keek me in de ogen en knikte. Keek naar de boze en mij onbekende dame.
“Succes,” zei hij zacht.
Met soppende honingschoenen liep ik weg. Naar mijn eigen vrouw.
Die had al schoenen voor me gevonden.
In een aanbieding, uiteraard.
© Simon Soesan