Uiteraard ben ik dankbaar. Dankbaar naar de geallieerden die een einde maakten aan de en gros afslachting van mijn volk. Maar bevrijd zijn wij, de kinderen en kleinkinderen van de slachtoffers niet. Bevrijd zullen we ook nooit zijn.
Het is onmogelijk je bevrijd te voelen wanneer je snapt dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking gewoon meedeed – of er niets tegen deed – met het verraden, verkopen, oppakken, transporteren en afslachten van mijn volk.
Het is onmogelijk je bevrijd te voelen wanneer je snapt dat 337 familieleden van je beide ouders zijn afgeslacht.
Het is onmogelijk je bevrijd te voelen, als je diverse concentratiekampen hebt bezocht, waar niet alleen het duivelse, niet alleen de verschrikkingen, maar vooral de menselijke aard van de moordenaars zo duidelijk naar voren komt: de planning, de uitvoering en, later, het verbergen van het bewijsmateriaal.
Sobibor was voor mij een blikseminslag. Ik heb heel wat kampen bezocht, heb heel wat gaskamers gezien, inclusief de crematoria waar vaak nog levenden in de ovens werden gegooid. Maar Sobibor sloeg alles, want dat was geen kamp. Er was onderdak voor ‘het personeel’, meer niet. Treinen kwamen aan, loosden hun ‘vracht’ en reden achteruit snel weer weg om plaats te maken voor de volgende trein. De aangekomenen … wat? mensen?, werden ter plaatse vergast. Wie het niet tot aan de gaskamers kon maken, werd in een grote, brandende kuil gegooid, vaak met rolstoel of krukken en al. In Sobibor brak ik.
Ik geef lezingen. Over Israël, over mijn familie en over Simon Caun, het broertje van mijn moeder, naar wie ik vernoemd ben, omdat ik precies dertig jaar na hem op dezelfde datum ben geboren. En als ernaar wordt gevraagd, dan geef ik antwoord: ik vergeef het niemand.
Ik vergeef het de ratten die naar Londen vluchtten en zichzelf ‘regering’ noemden niet. Ik vergeef het de NS niet, de politie niet, noch vergeef ik de buren uit de Dokstraat, waar mijn ouders woonden, niet dat ze alle eigendommen jatten en niets teruggaven.
Bevrijd zijn wij nooit, wij nabestaanden van de slachtoffers. Ik ging al vroeg naar Israël, omdat Nederland me gewoon treife aanvoelt. In Israël heb ik gediend in het leger, het eerste Joodse leger sinds bijna 2000 jaar en – naast de helden uit het getto van Warschau – de eerste georganiseerde Joodse terug-sla-groep sinds het jaar 70 van de gangbare jaartelling.
Slechts in Israël vond ik mijn persoonlijke bevrijding. Nee, de Sjoa zal me nooit loslaten, en ik verzeker mij dat onze kinderen en kleinkinderen dit trauma ook zullen hebben, want we kunnen en mogen nooit bevrijd zijn van dit verraad, deze georganiseerde roof en afslachting. Want het ís niet voorbij.
Nog steeds wil men ons vernietigen en nog steeds kunnen de bedenkers van onze vernietiging rekenen op hulp van mondiale organisaties en diverse regeringen, inclusief de huidige Nederlandse groep ratten, die zich nog steeds regering noemt. Het Internationaal Hof in Den Haag neemt zonder blikken of blozen een verzoek in behandeling van een terreurorganisatie, die het bloed van tienduizenden Israëli’s aan haar handen heeft, om te kijken of Israël zich, in zijn verdediging tegen terreur, misschien heeft misdragen heeft – en niemand, niemand die zijn mond opent.
Nee, we zijn niet bevrijd, we bevrijden onszelf. We moeten, zoals gewoonlijk, voor ons zelf zorgen, want niemand komt voor ons op.
Op 4 mei zal ik twee minuten mijn smoel houden. Niks zeggen. Uit respect voor het handjevol Hollanders dat echt iets tegen deze krankzinnigheid heeft gedaan. Ik denk dan aan de familie Snellen, uit Sevenum, die mijn ouders en vele anderen jaren verborgen en zo hun, wij hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, het leven schonken. Ik denk aan mijn oom, David van Beetz, die als Jood terugvocht tijdens de bezetting en voor mij een held is en blijft.
Ik kijk dan naar de foto’s van onze kinderen en kleinkinderen, allemaal veilig in Israël, allemaal Hebreeuws sprekend en allemaal gelukkig, en dank de Almachtige voor mijn beslissing Nederland zo snel mogelijk te verlaten. Niemand van hen zal ooit weten wat hun vader of opa allemaal heeft mogen doen om de staat Israël veilig te houden, en daar denk ik niet aan, daar praat ik niet over.
Bevrijding voor mij is de staat Israël.
In Nederland beter bekend als de grootste jodenstreek ooit.