Eindeloze gesprekken vol kritiek hebben we tegenwoordig in ons land over het huidige fenomeen: dienstweigeraars.
Onder de dienstweigeraars vinden we veel religieuze jongeren die zich verschuilen achter de politieke afspraak ‘wie Tora leert, staat gelijk aan een soldaat’. Maar er zijn ook veel jongeren die zich als pacifist voordoen, een ziekte voorwenden, ultraorthodoxie veinzen, en zo meer.
Uiteraard zijn er ook mensen die vanwege hun slechte gezondheid werkelijk geen dienst kunnen doen. In totaal lukt het 25% van onze jongeren om onder de militaire dienstplicht uit te komen. Dat doet mij altijd denken aan het verhaal van Hodaya.
Hodaya werd vlak na haar tweelingbroertje geboren. Alleen zat de navelstreng om haar nek gedraaid, waardoor ze niet genoeg zuurstof kreeg tijdens haar geboorte. Toch leefde ze. En daarom noemde haar moeder haar Hodaya, dankgeving.
Ze is volledig verlamd en gekluisterd aan haar elektrische rolstoel. Maar het koppie is prima, zoals ze zelf pleegt te zeggen.
Samen met haar broertje ging ze naar school. Er kwam een speciale verzorgster, geïmporteerd uit de Filippijnen, die haar hielp verzorgen en ook met haar meeging naar school.
Hodaya leerde gemakkelijk en toen ze haar eerste laptop kreeg, had ze deze binnen een week onder de knie. Sindsdien moet ze elk nieuw programma hebben.
Ook heeft ze gevoel voor humor. In de klas stuurt ze via haar laptop sms-jes naar haar klasgenoten, die hun mobieltje eigenlijk niet aan mogen hebben. Ze stuurt ze fotootjes en ringtones en ook moppen. Omdat ze makkelijk leert, haalt ze hoge cijfers. Onlangs had ze haar middelbare school afgerond en waren we uitgenodigd bij de diploma-uitreiking. Daar bleek dat ze een uitmuntende leerlinge was, met de hoogste cijfers ooit, zonder dat zij een voorkeursbehandeling had gekregen.
Hoewel ze niet alle vingers van haar handen kan gebruiken, typt ze razendsnel en had ze zelfs haar klasgenootjes met het typen van hun werkstukken geholpen.
Toen ze het podium opreed in haar rolstoel om haar diploma in ontvangst te nemen, was iedereen dan ook erg ontroerd.
Ook haar korte dankwoord, waarin ze haar leraren bedankte voor hun geduld en haar klasgenootjes prees, maakte heel wat tranen los.
Maar Hodaya had grotere plannen.
Toen we een week later op haar verjaardagsfeestje waren, vertelde ze mij dat ze nu het leger in wilde. Ik was stomverbaasd en keek naar haar vergroeide lichaampje. Ze raadde mijn gedachten.
“Mijn hoofd werkt prima, hoor. Ik kan toch op z’n minst typewerk doen met mijn vier vingers en een duim. Help jij me nou maar om in dienst te komen, dan doe ik de rest zelf wel.”
Ik wist wat voor doorzetter zij was en ik belde wat vrienden, waarna het balletje ging rollen. Na een paar weken kwam er antwoord.
Over een paar weken gaat Hodaya het leger in. Ze krijgt een uniform en ze gaat bij het hoofdkwartier van de marine haar militaire plicht uitvoeren. Haar Filippijnse verzorgster gaat mee.
Met vier vingers en een duim gaat Hodaya typen voor het leger. Ze mag dagelijks naar huis, net zoals de meeste soldaten daar.
Toen ze haar antwoord kreeg, belde ik haar om te vertellen hoe trots ik op haar ben. “Ik doe gewoon net als al mijn vrienden, wat is daar zo bijzonder aan?” vroeg ze me. Ik antwoordde niet maar vroeg haar wat zij van dienstweigeraars vond.
“Als iemand echt ziek is, dan houdt het gewoon op,” zei ze, “maar voor al die anderen, daar heb ik geen vier vingers en een duim voor nodig.”
“Voor hun is één vinger genoeg.”
© Simon Soesan