De Levi's hadden ons uitgenodigd. Op zichzelf al bijzonder, omdat de Levi's niet echte vrienden van ons zijn. Meer een soort van 'kennissen', die je af en toe dag zegt. De Levi's zijn aardige mensen, religieus, ze hebben vier kinderen. Ze wonen een paar straten bij ons vandaan en kunnen het best omschreven worden als 'grijze' figuren, zonder gevoel voor humor. Onze dochters, thuis met verlof van het leger, deelden mede dat ze het te druk hadden met vrienden om mee te gaan en ons zoontje had plotseling een enorme interesse in voetbal en had geen tijd.
Mijn partner in het leven en ikzelf begrepen wel wat er aan de hand was: de lunch bij de Levi's op sjabbat bestaat uit ‘tsjoelent’, beter bekend als ‘chammien’, of, zoals ik het noem, Joodse Stamppot.
Dit gerecht is erg populair bij religieuze families, daar het gekookt wordt op donderdag en vrijdag, warm wordt gehouden gedurende de sjabbat, en uiteraard gegeten wordt op sjabbat, tijdens het middageten. Smaken verschillen, maar ik persoonlijk, als ook eega en kinderen, vinden dit gerecht niet erg lekker. En dan omschrijf ik het nog netjes.
‘Chammien’ heeft diverse ingrediënten, die ook afhangen van degene die het kookt en de achtergrond van de familie, maar in het algemeen kan men er aardappelen, bonen, hele eieren en vlees in vinden. Uiteraard is dit gestoofd.
Ikzelf vermoed dat er nog andere, geheime ingrediënten inzitten, zoals cement, rotsen, tennisballen en muizen, maar op verzoek van de liefde van mijn leven heb ik dat nooit tegen de Levi's gezegd.
Die sjabbes reden we naar de Levi's en parkeerden niet vlak voor hun huis, aangezien ze de sjabbes in acht nemen. Kinderen Levi zaten al netjes om de tafel, in hun sjabbeskleding, en Aaron ging ons voor naar de tafel, waar zijn vrouw Shoshana al met de opscheplepel in haar hand klaar stond en ons welkom heette. We namen plaats en De Pan ging open. Een walm van de bovengenoemde ingrediënten (ik laat het aan de lezer over om welke ingrediënten het gaat) kwam ons tegemoet. Aaron prees zijn vrouw voor het eten. Ik keek de tafel rond en zag benauwde, bijna angstige blikken van de vier kinderen Levi. Was ik dan niet alleen in mijn dilemma?
Shoshana knalde op elk bord zeker vier lepels van haar gerecht. In mijn hoofd klonk elk portie als De Bom op Hiroshima. Aaron zei de broches, wij zeiden ‘amen’ en het Spel begon: licht uit, spot aan!
Onder geklets van wat er allemaal in ons Joods Landje gebeurt, begonnen we met het inladen van Het Gerecht. Ik keek mijn allerliefste aan, maar die deed net alsof ze me niet zag. Lepel na lepel slikte ik het allemaal door, terwijl Aaron zijn oplossing voor alle problemen in het Midden-Oosten uitlegde. Iedere keer als ik slikte, hoorde ik eerst een kiepwagen en daarna de langzame, zware plof van puur cement op mijn maag vallen.
Net toen ik zag dat ik al halverwege m'n bord was, viel Shoshana mij aan onder de vrolijke opmerking "Dat ging snel, jij vind het wel heel erg lekker!" en werden er nog wat porties op mijn bord gesmakt.
Dat zag mijn eega, de valsspeelster, die haar hand ophief en zei: "Zalig, maar ik ben op dieet ..." waardoor ze zowel lof als genade ontving, maar geen extra portie. Ze kneep me even in mijn dij om me te laten weten wie hier aan het winnen was, uiteraard precies toen de volgende lading gewapend beton op mijn maag viel.
Vrouwlief begon te zien dat ik binnen enkele ogenblikken zou gaan braken en vermaande me dat ik veel te veel zat te schrokken. Ze legde Shoshana uit dat ik echt aan een dieet moest en op die manier verkreeg ook ik mijn gratie.
Terwijl we de lunch afrondden met een glaasje amaretto, keek ik met medelijden naar de kinderen Levi, die langzaam en met grote moeite hun derde bord leegaten.
Toen we weggingen gaf Shoshana ons een plastic doosje, dat wel 100 kilo woog. "Je man vond het zo lekker, hier is nog wat extra," zei ze tegen mijn eega, die haar hartelijk bedankte.
Thuisgekomen probeerden we het eerst aan de kinderen te slijten, die zich in hun kamer verborgen met hun lievelingsgerecht: een pita met Hollandse hagelslag. Ook Pietsie, onze mesjoggene hond, rende kermend weg toen we het haar probeerden te voeren.
We bewaren het maar.
Je weet maar nooit waar het nog goed voor kan zijn.
© Simon Soesan
(Deze column verscheen eerder in het NIW)