Onlangs was ik weer even thuis in Israël, vanwege onze nieuwste aanwinst in de familie. Daarvan heb ik twee weken geleden al verslag gedaan. Toch wil ik u ook deelgenoot maken van het feit dat ik nog even bij het postkantoor langs moest om een aangetekende brief op te halen. De postbeambte heette Machmoed. Hij bedreigde me niet en was me zelfs enorm behulpzaam.
Daarna moest ik tanken en Said, de pompbediende, trok geen mes en schold me ook niet uit. Wel maakte hij de voorruit van mijn auto schoon. Toen ik hierna in het restaurant van mijn overleden vriend Chaled heerlijk aan de choemmoes zat, vielen de Arabische werknemers mij evenmin aan.
Op de terugweg naar mijn huis was er politiecontrole en de naam van de politieagent was Ziad. Niet van onze kille dus. Niet alleen kreeg ik geen bon of aantekening, hij wenste me ook nog eens goede reis!
Ik schrijf dit om duidelijk te maken dat Israël niet is geïnfiltreerd door moordzuchtige Arabieren, zoals de westerse media zo graag berichten. Veel van de in Israël wonende Arabieren leiden een rustig leven, willen gewoon gelukkig zijn met hun gezinnen en families en hebben geen moordzuchtige neigingen. Vaak is hun Ivriet beter dan het mijne en ik ben er zeker van dat, als u ze op straat zou tegenkomen, u niet altijd kunt zeggen of ze Jood, Christen of Moslim zijn. Niet dat dit de media zal interesseren, maar wellicht u wel.
Sommige politieke en religieuze leiders – aan beide zijden van het conflict – moeten het hebben van haat en bangmakerij. Dan krijg je dus idioten die dat maar al te graag voor waar aannemen, wat zich kan uiten in krankzinnige daden. Het afslachten van Joden, en dan ook nog eens tijdens een gebed in sjoel, kan alleen maar veroordeeld worden. Net zoals het aanrijden of doodsteken van Joden die op straat lopen. Als zoiets is gebeurd, is het erg eenvoudig om daarna alles en iedereen te gaan haten die ook maar in de verte met de daders of de daden in verband kan worden gebracht. En het is waar, ik ben voor de doodstraf voor terroristen die gemoord hebben. Maar meer nog ben ik voor de samenleving. De dialoog. Samen problemen zien en erover praten. Een stuk moeilijker en gecompliceerder dan mensen op te hitsen, maar wel een stuk constructiever!
Opruien is vrij eenvoudig. Je neemt een, bij voorkeur onmondige, burger en vertelt hem wat zijn problemen zijn en wie daar schuldig aan is. En vervolgens maak je hem duidelijk dat die schuldige dood moet. Je vertelt hem verhaaltjes over een bezetting die niet bestaat, over concentratiekampen die niet bestaan en over apartheid die niet bestaat, en praat over een land dat nooit heeft bestaan. Nee, je praat niet over samen leven.
Samen. Leven.
Samen.
Ook de media hebben het liever over moord en doodslag dan over vriendschap. Daarom zijn de krantenkoppen vooral bloederig en haatzaaiend. Want iemand moet toch de schuld krijgen. En dan is het erg gemakkelijk om extremisten van de andere club op de kast te jagen. Vooral politici die nog stemmen zoeken en geen flauwe notie hebben van hoe gevaarlijk hun woorden kunnen zijn, kunnen dat als geen ander.
Terug in Haifa hebben we gedineerd met mijn vriend Yunis en zijn vrouw. Zijn vrouw heet Jihad. En nee, dat betekent niet ‘heilige oorlog’, het betekent ‘tot het uiterste gaan’. En dat ging ze, want het eten was heerlijk en er zat duidelijk geen vergif in.
Want hoewel de media graag willen dat u het tegendeel gelooft, het Midden-Oosten zit niet vol met uitsluitend gekken die elkaar willen afmaken. Heel wat van deze gekken wonen nu trouwens in Europa.
En ongeacht wat onze politieke of religieuze leiding ons aan fabeltjes tracht te verkopen, er zijn gelukkig nog meer dan genoeg normale en verstandige mensen in ons land die samen willen leven.
Samen. Leven.
Samen.
© Simon Soesan