“We moeten erheen! Dit is een geval van leven of dood!” zei Eran terwijl hij ons serieus aankeek. “Het schijnt het beste Roemeense restaurant in de stad te zijn ...”
Hij keek mijn levenspartner schijnheilig aan.
“Zul jij toch zeker wel op prijs stellen?” voegde hij er met zoetgevooisde stem aan toe, wetende dat zij Roemeense is.
En zo kwam het dat we op vrijdag, onze echte vrije dag, door de smalle straatjes van de oude stad Haifa reden. Het was vies warm en erg vochtig buiten en we besloten de gelegenheid met de auto te zoeken, in plaats van lopend, aangezien de airco alles draaglijk maakte.
Met plezier keken we naar de mooie Arabische en Turkse huizen, naar de vlooienmarkt, de Arabische bakkertjes, tweedehands winkeltjes en smederijen. Hoewel onze stad erg aan het moderniseren is, zijn er nog wat dingen onveranderd en mooi gebleven.
“Hier, stop!” riep Eran vanaf de achterbank terwijl hij naar de rechterkant wees. Zijn vrouw, mijn vrouw en ik keken allemaal naar rechts en zagen het restaurant.
Ik zag een man langslopen en deed het raam open.
“Is dit het Roemeense restaurant?” vroeg ik hem.
Hij knikte.
We parkeerden de auto, waagden ons even in de alles verzengende hitte en liepen snel het restaurant binnen.
Het was er heel gezellig en intiem.
De eigenaar, die tevens de kok was, heette ons welkom en zijn vrouw leidde ons naar een tafel voor vier.
De liefste vrouw in de wereld, die van heel veel dingen verstand heeft, zo ook van Roemeens eten, nam meteen de menukaart en bekeek deze kritisch.
Ze knikte goedkeurend en Eran zuchtte van verlichting.
“Als jij nou eens voor ons allemaal bestelt?” stelde ik haar voor.
Iedereen was het hiermee eens en toen de dame des huizes weer naar ons toe kwam, kreeg ze een gedetailleerde bestelling.
Het eten was verrukkelijk.
Tijdens het eten hadden we het over de dagelijkse onderwerpen in ons land. Van de zoveelste teleurstelling in de Palestijnse regering tot het laatste onderzoek naar de louche praktijken van onze premier.
We sloten ons diner af met fruit en koffie.
“Dit was echt lekker, we moeten hier vaker heen gaan” zei Eran tevreden.
“Ik heb in tijden niet zo genoten van een restaurant met zo’n authentieke Roemeense keuken” zei mijn expert uit het diepst van haar hart.
“Alles herinnerde me aan mijn jeugd daar, het was werkelijk vakkundig en met liefde bereid” vervolgde ze.
Op dat moment kwam de eigenaar naar onze tafel en vroeg of het ons gesmaakt had. Allemaal complimenteerden we hem en ik deed er nog een schepje bovenop door de biefstuk met superlatieven te beschrijven.
“Ik zei net” begon mijn echtgenote, “dat ik sinds mijn jeugd in Roemenië niet zulke authentieke Roemeense gerechten heb geproefd.”
De eigenaar verstrakte en keek ons van het ene op het andere moment koel aan. “Roemeense gerechten? Roemeense gerechten? Ik kook alleen Bulgaars! Dit is een Bulgaars restaurant!”
Hij beende kwaad weg en wij keken elkaar verbaasd aan.
De vrouw des huizes kwam terug. Met de rekening. Ze wees naar de deur.
“U zet ons eruit?” vroeg ik verbaasd.
“Nee” zei ze, “de Roemeen zit aan de overkant.”
Korte tijd later stonden we buiten en liepen we naar de auto.
Ik zag de man die ons had gezegd dat dit het Roemeense restaurant was en liep naar hem toe.
“Ik begrijp nu dat de Roemeen aan de overkant zit?” begon ik.
Hij keek me peinzend aan.
“Welke Roemeen? Die aan de overkant, alleen zijn vader was een Roemeen. Bovendien, die Bulgaar betaalt me tenminste voor elke klant die ik hem stuur.”
© Simon Soesan