"Het is veel te druk, iedereen heeft vakantie en je komt de stad niet in met je eigen wagen", zei Bassam hoofdschuddend toen we naar een vergadering in Tel Aviv moesten. We hadden besloten eens met de trein te gaan. We kochten een retourtje Tel Aviv en besloten onderweg te stoppen in Netanya, waar we nog iemand zouden ontmoeten.
In stilte en snel zoefden we naar Netanya. Daar wilden we dus uitstappen om iemand te ontmoeten. We liepen naar de uitgang. De machine, waar we ons kaartje in moesten stoppen om naar buiten te gaan, liet ons niet doorgaan. Na enige pogingen kwam er een beambte op ons af en vroeg om onze kaartjes.
Na een korte controle keek hij ons boos aan.
"Heren, dat mag niet en dat kan niet!" zei hij vermanend.
"Wat kan en mag niet?" vroeg ik.
"U heeft kaartjes van Haifa naar Tel Aviv. U kunt niet zomaar onderweg uitstappen, dat mag niet."
We keken elkaar verbaasd aan.
"We hebben een retourtje dat geldig is tussen Haifa en Tel Aviv, klopt?" vroeg Bassam aan de trein-meneer. Die knikte bevestigend.
"Waarom mogen we niet onderweg uitstappen voor een kopje koffie met iemand?" vroeg ik.
"Ja zeg, wat denkt U wel niet? Dat iedereen maar een beetje kan doen wat-ie wil? Er staat op uw kaartje precies wat u kunt doen en Netanya of een tussenstation mag niet."
"Meneer, in de hele wereld ..." probeerde ik.
"Ja, maar Israël is de hele wereld niet! Wat denkt u wel, wat zou u zeggen als we onze reizigers kwijtraakten onderweg? U hebt een kaartje naar Tel Aviv? Ga dan naar Tel Aviv!" De man was nu rood aangelopen.
Ik keek Bassam aan. Zo belangrijk was de ontmoeting in Netanya nu ook weer niet en ik had geen zin in mot met de Israëlische Spoorwegen. Maar Bassam, die begreep dat er geen koffie en gebak in Netanya zou zijn, wilde wraak.
"Zo" zei hij, "dus wij mogen er niet uit van u."
De trein-meneer knikte belangrijk. "Zo zijn onze instructies" mompelde hij.
"Ik vind het een gotspe."
"U kunt zich beklagen. In Tel Aviv."
Bassam keek me nu link aan.
"Ik spring gewoon over het hek, hoor" probeerde hij.
De trein-meneer keek hem halflachend aan. Hij geloofde niet dat iemand van Bassam's omvang over het hek zou springen, maar even later was dat precies wat hij deed.
Het mannetje pakte een fluit en floot heel hard, waardoor er veiligheidsmensen en andere trein-employees naar het hek gerend kwamen.
Er ontstond een luide discussie over wie wat had gezegd en wie wat had gedaan.
De chef van het station kwam erbij en hoorde de verhalen aan.
"U mag dat niet doen, meneer, u kunt er nou niet meer in!" schreeuwde hij uit volle borst. Kwik sprong Bassam terug naar mij. Hij vond dit wel leuk, zag ik.
De trein-mensen keken stomverbaasd naar het tafereel.
"Wat maakt het jullie nou uit, we jatten niks, we rijden tussen Haifa en Tel Aviv en pauzeren alleen hier" zei hij jennend.
"Meneer! Er zijn reglementen! Wat zou het leven zonder reglementen zijn?" vroeg de chef boos.
"Laat maar, wuifde Bassam, nu gelaten. "Bel jij gewoon Menashe Horowitz op en zeg dat we er niet uit kunnen" riep hij naar mij.
"Wacht even!" riep de chef nu. "Menashe Horowitz? De advocaat?" vroeg de chef nieuwsgierig. Bassam knikte van ja.
"Maar die is met mijn tante getrouwd! Ik ken hem heel goed! Nette man! Waarom zei je dat dan niet?"
Bassam keek mij verward aan. De chef deed een hekje open en gebaarde ons te komen.
"Ga maar rustig naar hem toe en doe hem de groeten van Yossi. Ik laat jullie wel weer erin als jullie terugkomen."
"En de reglementen dan?" vroeg Bassam geslepen.
De man was even stil.
"Och. Wat is het leven zonder uitzondering op reglementen?"
Hij gebaarde ons snel naar buiten te gaan.
"Koffie. En gebak. Snel!" zei Bassam.
"En je dieet dan?" vroeg ik hem.
"Och" zei hij lachend, "wat is het leven zonder uitzondering op reglementen?"
© Simon Soesan