Er was eens een land. Zomaar een land. Laten we het Volland noemen, want het was een klein landje, dat aardig vol van zichzelf was. Dat land werd lastig gevallen door beren. De overheid wilde daar niets aan doen, want de overheid, als overheid, kijkt naar wat over blijft en kan dan wat over blijft als overheid inpikken. Zoiets bestaat natuurlijk alleen in een sprookje als dit, en niet in het echt.
Die beren hadden honger. Waar ze vandaan kwamen was minder te eten en ze hadden via-via gehoord dat je in dat Volland niet alleen goed kunt eten, maar dat de Vollanders ook nog eens erg aardig zijn. Maar die beren wilden meer dan eten. Na een tijdje wilden ze er wonen. Maar dan niet zoals men in Volland gewend is. Op hun manier. Want voor die beren is alleen hun manier de enige manier om te leven en dat wilden ze niet bij zichzelf thuis doen, maar in Volland.
De Vollanders vinden dat eigenlijk geen probleem. Ze redeneerden dat ze zich best aan konden passen bij deze beren en dat hun eigen levensstijl niet zo belangrijk was. De overheid, altijd opportunistisch zoals een overheid zijn kan, vond dat prima. Alleen moesten de burgers van dat Volland wel over de brug komen en betalen voor deze beren-intregratie. En daar de overheid, zoals een overheid nu eenmaal is, zelf niets tekort wilde komen, moest er op andere, kleine en onbelangrijke dingen bespaard worden: op de ziekenzorg, op de bejaarden, invaliden – eigenlijk op al die groeperingen die te moe, te ziek, of te oud waren om tegen te spartelen. En die beren, ja, die kregen meer honger en ook kregen ze jongen. Die jongen groeiden op met verhalen over hoe heldhaftig die beren vroeger waren geweest, voordat ze naar Volland kwamen. En dat het leven eigenlijk voor die tijd veel beter was. Dus die jongen werden boos op die lakse Vollanders. En wilden geen dingen krijgen, maar ze gewoon pakken. Ze hadden lak aan de Vollandse manier van leven: hun levensstijl was beregoed en die Vollanders waren maar lapzwanzen. Dus namen ze dingen met geweld, zoals het een beer betaamt. De overheid werd zich bewust van wat er gebeurde, maar had het te druk met zich ervan te verzekeren dat, wat over blijft, bij de overheid blijft.
Langzaam maar zeker kwamen er Vollanders naar voren die het eigenlijk niet meer pikten. Ze vroegen waarom die beren zich niet als Vollanders konden gedragen, en vroegen zich af waar de verdraagbaarheid was. De oudere beren zeiden niets over het gedrag van de jonge beren. Ze waren eigenlijk wel trots op ze, want de oude berentraditie is toch echt de enige manier om in deze wereld te staan, vonden ze. Ze eisten berenscholen, berenkerken, waar ook deze traditie werd geleerd en doorgevoerd. De Vollanders werden een beetje ongerust. Hun veldwachters werden door de beren verwond. Andere dienstverleners werd het leven onmogelijk gemaakt door de beren. Ook de Vollandairs (Vollanders met een eigen, rustige levensstijl) werden aangevallen door de beren.
De overheid besloot zich bezig te houden met de koop- en spaargewoontes van de Vollanders, want er werd goed gespaard en goed gekocht – een teken dat de Vollanders te veel geld hadden, dus dat moest naar de overheid. Uiteraard werd het een deel van de Vollanders te veel.
Er stond zelfs een Vollander op die beweerde dat Volland geen berenkuil was en zeker geen beerput wilde worden, maar dat werd snel gesust want dat klonk zo anti-beers.
Maar opeens was de maat vol. Iemand vroeg of men nog meer beren in Volland wilde hebben en mensen durfden ‘nee’ te schreeuwen. Wat natuurlijk niet kan. Dat vraag je niet. Dat doet denken aan berenjacht, berenhaat en dat was wel zo on-Vollands! Er waren enkelen die zich (liever niet) herinnerden hoe ooit Volland samenwerkte met haar buurland om bepaalde Vollanders te elimineren. Niet dat deze groep toen iets verkeerds had gedaan, maar gewoon, omdat ze anders waren. Dus nee, de Vollanders wilden niet nogmaals ‘gemeen’ genoemd worden. Dus werd er besloten dat diegene die de vraag had gesteld Het Probleem was. Hoe durfde hij! En diegenen die zo snel ‘nee’ geschreeuwd hadden, moesten gewoon ongeschoolde idioten zijn die niet begrepen hoe Volland in elkaar zat.
De overheid sprak haar walging uit en ging door met het zoeken naar wat nog meer kon overblijven. De overheid zag het gedrag van de beren niet als een probleem en, vanuit het Ivoren Torentje liet de opper-overheid weten dat hij de uitlating van de schreeuwlelijk bijzonder betreurde. Om zijn oprechte spijt te laten zien, nodigde hij wat beren uit om op de foto met hem te komen. Daarna haastte hij zich om te zien waar hij en zijn makkers nog meer overblijfselen konden vinden.
Er werd een demonstratie georganiseerd, waar de deelnemers opgewonden ‘we zijn eigenlijk allemaal beren’ kraaiden, terwijl wat beren lachend met een vlag zwaaiden waarop geschreven stond dat alleen de berentradities de ware tradities waren.
En de schreeuwlelijk, vraagt u? De schreeuwlelijk kreeg te horen dat niemand nog met hem wilde spelen en dat hij zich maar eerst diep moest schamen. De beren konden doen en laten wat ze wilden. Sowieso zou de overheid zorgen dat er binnenkort nog weinig te halen zou zijn.
Dit verhaal is een sprookje. Het is niet echt en heeft niets met de realiteit te maken. Want in de realiteit ziet een overheid het ware probleem en strooit geen zand in de ogen van het publiek.
Toch?
© Simon Soesan