Terug naar de hel

Simon Soesan

vrijdag 30 januari 2015

We kunnen moeilijk zeggen dat we er blij mee zijn. Maar het geeft ons wel een gevoel van voldoening. Elk jaar gaan Israëlische scholieren uit de examenklassen van middelbare scholen naar Polen. Niet iedereen gaat mee, want niet iedereen kan het betalen. De reis is namelijk behoorlijk duur. De kinderen bezoeken daar het getto van Warschau, Auschwitz en Majdanek, onder de leus ‘Mars van de Levenden’: de Joden die nog leven eren diegenen die op zo’n gruwelijke wijze vermoord zijn.
De reis vergt heel wat logistieke voorbereiding. Al het eten moet kosjer zijn en ook is uitgebreide beveiliging nodig, wat de prijs niet ten goede komt. Jaren geleden hebben wij al besloten dat onze kinderen dit moeten zien. Om te begrijpen, om te onthouden, om nooit te vergeten en vooral om het verder te vertellen. De groepen worden begeleid door overlevenden die hun eigen verhalen vertellen.

Onze dochters wilden en gingen. Onze zoon is afgelopen jaar geweest. De Sjoa omvat een integraal deel van onze Joodse geschiedenis en dus van onze toekomst. Onze kinderen doen, zoals zoveel anderen, hun militaire dienst in de Joodse Staat. Een reis naar de Sjoa geeft ze, in onze ogen, het juiste perspectief waarom Israël bestaat en waarom we alleen op onszelf kunnen vertrouwen als het op verdedigen aankomt.
Een vast gebruik tijdens deze reis is om de kinderen te troosten nadat ze door de gaskamers hebben gelopen. Dit gedeelte van de reis, waar de kinderen de door gas blauw uitgeslagen muren van de gaskamers zien, waar duidelijk de slachtoffers met hun laatste kracht met hun nagels in de muren klauwden, is heel zwaar voor ze. Daarom wordt de familie verzocht iets mee te geven in een envelop. Iets persoonlijks. Wie dat wil, mag voorlezen wat hij of zij ontvangen heeft. Wij gaven onze dochter een envelop mee met een persoonlijke brief van haar moeder, broertje en zusje, en iets van mij.

Het volgende is een vertaling van wat ik onze dochter meegaf, wat zij las en later voorlas toen ze, geschokt door wat ze gezien had, even bij moest komen. Ik publiceer het in herinnering aan, en ter nagedachtenis van alle slachtoffers, maar speciaal ter nagedachtenis van wijlen Simon Caun (1926-1942), de oom wiens naam ik draag en die ik nooit heb gekend.

Liefje van me,

Hier ben je dan, op de plaats waar het ergste van het ergste is gebeurd. En slechts korte tijd geleden begreep ik dat mijn moeders broertje Simon niet in Sobibor maar in Auschwitz is vermoord. Meer dan zestig jaar later is mijn moeder er nog steeds dagelijks mee bezig.

Ze wacht nog altijd op haar broertje, die toen is heengegaan,
En voor haar was dat gister, want de tijd is stil blijven staan.
Ze herinnert zich hoe het was en berouwt elk moment
Dat ze niet heeft kunnen zeggen hoeveel ze hield van de kleine vent.
En ik zie altijd in haar ogen, het verlangen naar die knul
En hoe het leven sindsdien voor haar, vol zit met flauwekul.

Ik zie haar vader die het juist vond, dat hij naar het werkkamp ging,
‘Doen wat je gezegd wordt, en geen discussies onder geen beding.’
En ik zie het moment van afscheid tussen broertje en zijn zus,
Vochtige ogen, vol met angst, en een laatste kus.

En ik kreeg de naam van Simon, die toen is heengegaan.
Want ik werd geboren op die datum, en ik ben trots op mijn naam.
En ik zie dan door haar ogen, en voel dan bovendien,
Hoe ze geloofden dat het goed was, en dat ze hem gauw weer zouden zien.
En ik denk dan aan haar vader, over de schuld die nooit verdween,
En mijn moeder met haar zuster, zonder broertje - en heel alleen.

Maar vandaag zag jij, mijn kind
De plek des onheils, en ik weet wat jij ervan vindt.
Je ziet, je voelt en je begrijpt het leed,
En eerlijk gezegd, mijn lief kind, is het tijd dat je het weet.

En hij is daar ergens, tussen de as,
Met honderden familieleden, en niets is meer zoals het was.
Want allen kwamen hier, en hier zijn ze vermoord,
Hier eindigden de verhalen, hier spraken ze hun laatste woord …

Ze wacht nog altijd op haar broertje, die toen is heengegaan,
En voor haar was dat gister, want de tijd is stil blijven staan.
En Oma en Opa vragen ons het te onthouden en om het nooit te vergeten,
En dat wij zorgen dat onze kinderen en hun kinderen dit alles zullen weten.

En ze wacht nog altijd op haar broertje, maar hij kijkt haar constant aan.
Want via mij en via jou
Blijft hij bestaan.

Papa

© Simon Soesan


(Deze column verscheen eerder, in 2007, in het NIW)

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011