Aan de manier waarop de voordeur werd dichtgeslagen wisten we dat er iets aan de hand was. Vol verwachting keken mijn eega en ik naar de deur van onze woonkamer om te zien wie het was en wat er aan de hand was. Het was onze oudste. Contactlenzen uit, bril op, rode ogen, snotterend … Ik keek haar moeder aan. We wisten het al: liefdesverdriet!
"Het is uit. Uit!" snikte ze, terwijl ze op de bank, tussen ons in plofte. Stomende brillenglazen, gesnotter …
Haar moeder omarmde haar en probeerde haar te troosten. Haar zus, die thuis was uit militaire dienst, kwam haar kamer uit, nam de situatie snel op en rende op de bank af om haar zus ook te omhelzen.
Ik keek mijn zoon aan, en hij keek mij aan. "Zijn zij stom of zijn wij het?" luidde de niet hardop gestelde vraag in onze ogen.
Naast me op de bank zette het drama zich voort: onze oudste snikkend, omarmd door haar moeder en zus die haar probeerden te kalmeren. Haar hoofd kwam omhoog en ze keek me betraand aan. Nu was ik aan de beurt.
"Pap …" zei ze en begon te huilen. Expert die ik ben, omhelsde ik haar en streelde haar lange krullen. "Laat gaan joh," zei ik wijs, "je bent veel beter waard." Mijn vrouw schudde haar hoofd tegen me. Niet goed dus. Snel dacht ik na. Wat voor slims kon ik nog zeggen? "Onthoud maar dat je vader altijd van je blijft houden," zei ik vol liefde. Haar zus keek me diep teleurgesteld aan. Mijn vrouw zuchtte diep. Mijn dochter, in m'n armen, bleef onverminderd doorsnikken.
Ons zoontje, leerling-expert in deze situaties, legde zijn vinger op z'n lippen. "Pa, hou je mond dicht!" was wat hij mij probeerde duidelijk te maken.
Ze kreeg een glas water aangereikt door haar zus. Dat hielp. Haar moeder bracht tissues. Dat bracht het vochtigheidsgehalte in ons huis wat naar beneden. Haar hoofd kwam omhoog uit mijn armen en ze keek me aan. Rood behuilde ogen, rode neus en heel triest. Ik herinnerde me ineens dat ze er zo altijd uitzag na een huilbui. Lief.
Mijn gedachtegang werd verstoord door haar moeder, die me informeerde dat onze oudste nu even naar het toilet wilde. Haar zus ging mee. "Wat ben jij toch onhandig met huilende vrouwen!" vermaande mijn levenspartner mij. "Ik red me anders best," probeerde ik me te verdedigen. "Pap," zei ons zoontje, "als vrouwen huilen, willen ze meestal stilte en een arm om zich heen." Zei mijn eigen vlees en bloed, de verrader, onder een trotse blik van zijn moeder.
Ik wierp hem een minachtende blik toe. "Alsof jij ervaring hebt," gooide ik hem naar zijn hoofd.
Zijn moeder nam het voor hem op. "Jij hebt, voor zover ik weet, ook amper ervaring."
"Is dat goed of slecht?" vroeg ik bezorgd.
"Nou, laten we zeggen dat je me weinig reden tot huilen hebt gegeven," zei de liefste vrouw vsn de wereld. We keken elkaar recht in de ogen, maar het moment werd verstoord door onze dochters, die samen terug kwamen.
"Beter nu?" vroeg ik. Onze oudste knikte stil.
"Denk maar zo: als hij je niet wil, dan verdien jij echt iemand die veel beter is." Vier paar ogen keken me vermoeid aan. Uiteraard snapte ik de hint niet en ging door.
"Heus, er zijn nog meer vissen in de zee," zei ik lekker stom.
Ze keek me aan.
"Pap, je bent heel lief. Maar je snapt er weer niks van." Haar moeder, broertje en zus knikten instemmend.
"Ik heb het uitgemaakt, pap, het was weer genoeg zo," zei ze.
Ik keek haar stomverbaasd aan. "Maar waarom huil je dan?" vroeg ik verbijsterd.
Mijn hele familie zuchtte diep. Alsof ik een verloren zaak was.
"Pap," begon onze 13-jarige expert, "zo zijn vrouwen nu eenmaal. Ze moeten gewoon even huilen, dat lucht op."
Ik knikte alsof ik het begreep. En hield m'n mond dicht.
Iedereen is blij dat ik het nu begrijp.
De waarheid is dat ik er nog steeds geen snars van snap. Maar dat hoeft u niemand te vertellen.
© Simon Soesan
(Deze column verscheen eerder, in 2003, in het NIW)