Toen Miesjponum ongeveer een jaar geleden Amsterdam in handen kreeg, voelde ik nattigheid. Iemand die de politiek verliet en in schrift beloofde nooit meer terug te komen (“Ik ga de keuken verven en intens van mijn midlifecrisis genieten.”) en dan toch terug komt … dat geeft een raar luchtje.
Toen vrij kort daarna het IAmsterdam nabij het Rijksmuseum weg moest, was het mij duidelijk dat Miesjponum Mokum zou gaan versjteren.
Het boerkaverbod, een regeringsbeslissing, lapte ze aan haar laars, want dat vond de Haarlemse Miesjponum echt niet bij Amsterdam passen.
Op de Dam mogen heel vrij leugens worden verstrekt en haat tegen Joden worden verspreid, want dat vindt Miesjponum kennelijk wel bij Amsterdam passen. En nee, ik heb niets tegen demonstraties en ook vind ik kritiek op Israël belangrijk, alleen, niet gebaseerd op leugens en fabels. Dan kun je ook op de Dam gaan staan en schreeuwen dat Miesjponum een bankrover is, want: vrijheid van meningsuiting. Dus niet.
Al jaren beweer ik dat de naam Mokum terug moet worden gegeven, omdat het allang niet meer dé plek is voor Joden. Echter, als iemand die al jaren geleden het advies van mijn straatgenootjes en schoolgenootjes in acht nam (“klerejood, rot op naar je eigen land”), hoor ik in Amsterdam dat ook “mijn eigen land” helemaal niet mijn eigen land is.
Op de Dam schreeuwt men over bezetting, en toen ik eens vroeg wat er werd bezet, kreeg ik een lading verwensingen over me heen, die, behalve vreselijke ziektes, ook te maken hadden met mijn moeder zaliger. Een agent die er bij stond en ernaar keek, haalde zijn schouders op en zei me: “komt ervan, hè?”, en liep weg.
De partij van Miesjponum kwam voort uit de CPN; waarschijnlijk weten de meeste schreeuwlelijkerds dat niet eens. Ik vermoed dat ze de baby hebben weggegooid en de nageboorte hebben gehouden. Dat is natuurlijk mijn persoonlijke observatie.
De carrière van Miesjponum kan ik samenvatten in de namen van haar eerste en haar laatste boek: Ontspoord, macht en verbeelding.
Wat denkt ze wel niet, die Miesjponum?