De mesjoggene hond

Simon Soesan

vrijdag 25 maart 2011

Niet dat het nou zo’n ernstige wond was, maar Danielle, onze buurvrouw, was wel bezorgd. Ze was onderweg naar huis langs een man met een hond gelopen en deze had haar plotseling gebeten. De hond, niet de man.
Niet erg diep, maar wel genoeg om een wond te veroorzaken. Ze schreeuwde meer van schrik dan van iets anders en vroeg de man meteen of de hond tegen hondsdolheid was ingeënt.
‘Gaat je niks aan,’ zei de man, die zich vervolgens omdraaide en wegliep.

Ik parkeerde net mijn auto, toen ik Danielle in het parkje naast ons huis op de grond zag zitten. Ik ging kijken wat er aan de hand was en ze deed haar relaas.
Ik stelde voor haar even naar de huisarts te rijden en hielp haar in de auto.
Enkele minuten later waren we er al en gelukkig was onze eigen huisarts, dokter Ehrlich, ook nog aanwezig. Hij keek naar het been van Danielle, toen naar mij en vroeg vervolgens aan Danielle: ‘Heeft deze Hollander u gebeten?’
Ondanks haar pijn en schrik, moest ze toch lachen.

Vakkundig maakte dokter Ehrlich een injectiespuit klaar en gaf haar een prik tegen alles wat maar verkeerd zou kunnen gaan.
Hij zei haar dat ze zich geen zorgen hoefde te maken, hooguit over het feit dat ze nog met mij achter het stuur terug moest.
Daar ik deze goede dokter al bijna 25 jaar ken, liet ik het me allemaal maar welgevallen. Voordat we weggingen, gaf hij haar nog een kaartje met een telefoonnummer.
‘Van het Ministerie van Volksgezondheid. Het is de bedoeling dat je dit wel even rapporteert,’ informeerde hij haar.

Onderweg naar huis stonden we in de avondspits van Haifa. Dankzij onze burgemeester kunnen we tegenwoordig geen kant meer op. Het ene nieuwe flatgebouw na het andere verrijst, maar uitbreiding van het wegennet lijkt van een veel ondergeschikter belang te zijn. Ik vroeg Danielle of ze misschien van mijn autotelefoon gebruik wilde maken om het Ministerie van Volksgezondheid te bellen. Dat wilde ze graag en ze belde. Na enkele ogenblikken werd er aangenomen. ‘Volksgezondheid,’ schalde een vrouwenstem met een zwaar Russisch accent via de luidsprekers door de auto. ‘Sjalom, ik heet Danielle en ik ben vandaag door een hond gebeten,’ zei mijn buurvrouw. ‘Welke hond?’
‘Weet ik niet.’
‘Weet u niet?’
‘Weet ik niet.’
‘Wij moeten weten hoe die hond heet en wie de eigenaar is,’ zei de vrouw nu autoritair.
‘Maar het beest beet me en toen liep de eigenaar met die hond weg.’
‘Kon u dan niet even naar de naam van die hond vragen?’
‘Nee, want hij beet me.’
‘En de eigenaar?’
‘Die niet.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘De hond heeft me gebeten, niet de eigenaar.’
Het werd even stil aan de lijn. We hoorden een diepe zucht.
‘Weet u dan wel wie de eigenaar van de hond is?’
‘Nee.’
‘Kon u dat ook niet even vragen?’
‘Hij liep gewoon weg.’
‘Wie? De eigenaar of de hond?’
‘Allebei.’
Weer hoorden we een diepe zucht aan de andere kant van de lijn.
‘Zonder de naam van die hond kunnen we u niet helpen.’
‘Mevrouw, ik ben gebeten, heb zojuist twee injecties gekregen, heb pijn en voel me niet lekker. Wat wilt u nu eigenlijk dat ik doe?’
‘Ik stel voor dat u gaat rusten.’
‘Maar de dokter zei dat ik u moest bellen.’
‘Zonder hond kunnen we u niet helpen.’
‘Maar ik ben gebeten!’
Danielle werd nu boos.
‘Mevrouw nou moet u zich niet gaan aanstellen. Gebeten, ene makke...’
Danielle keek me verbijsterd aan.

Ik maakte een gebaar en knipoogde naar haar. Ze liet me mijn gang gaan. Als buurvrouw kende ze me al langer.
‘Neemt u mij niet kwalijk, ik ben een buurman van deze dame,’ zei ik tegen de telefoon.
‘Nou en?’ was het antwoord van Volksgezondheid.
‘Ik heb het allemaal zien gebeuren.’
‘U weet wie de hond was?’
‘Nou, de hond was een Rottweiler,’ zei ik met duidelijk verstand van zaken.
‘En als ik me niet al te veel vergis, heet de hond Simcha,’ wist ik te melden.
Het werd wederom stil aan de andere kant.
‘En ik ken de eigenaar ook,’ zei ik er vlot achteraan.
‘Heeft u van hem ook een naam?’ vroeg mevrouw Volksgezondheid nu opgetogen.
‘Ja hoor,’ zei ik behulpzaam.
‘Kunt u mij die naam ook geven?’
‘Maar natuurlijk. Mordechai Ammetochus. Ik weet alleen niet waar hij woont of zo.’
Ik keek Danielle aan en fluisterde de vertaling van de achternaam in haar oor. Ze werd rood en begon te lachen.
‘Alles goed daar?’ vroeg Volksgezondheid.
‘Ja hoor, prima,’ zei ik dankbaar voor haar medeleven.
‘Nou meneer hartelijk dank, wij vinden hem heus nog wel. Wij werken zowel nationaal als internationaal en kunnen iedere hondeneigenaar vinden. Dank u nogmaals en sjalom!’
Ik hing op en keek Danielle aan die zich inmiddels al wat beter begon te voelen.

Mocht er ooit in Nederland een familie Ammetochus gezocht worden door het Israëlische Ministerie van Volksgezondheid, dan weet u nu in ieder geval om welke mesjoggene hond het gaat.

© Simon Soesan

(Uit: Patatje Vrede, 2007)

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011