Sjnoderboekjes: wonderlijke vorm en religieuze functie

Emile Schrijver

vrijdag 5 november 2010

In grotere Joodse bibliotheken met oudere materialen wordt veel geworsteld met de vraag waar bibliotheekcollecties ophouden en archiefcollecties beginnen. Ik heb in een eerdere column al eens stilgestaan bij de beschrijving van een groot aantal Nederlands-Joodse archiefcollecties in de Bibliotheca Rosenthaliana. Hier wil ik kort een type boek bespreken, dat in veel Joodse bibliotheek-, archief- en zelfs museumcollecties opduikt, vooral in de Asjkenazische wereld, het zogenaamde “sjnoderboek.” Sjnoderboeken vallen tussen alle categorieën in.

Sjnoderen is een Nederlands-Jiddisje verbastering van het Hebreeuwse “sje-nadar”, letterlijk “hij die een eed aflegt.” Een sjnoderboekje is een boek dat gebruikt wordt om de betaling van de verschillende mitzwot, religieuze geboden, aan de gemeente op de sjabbat en de hoge feestdagen te registreren. Op die dagen mag er niet geschreven worden en moest er een creatieve manier gevonden worden om dat verbod te omzeilen. Laat me een sjnoderboekje uit de Bibliotheca Rosenthaliana als voorbeeld nemen, geschreven in Nederland, in de achttiende en negentiende eeuw. Het is geschreven op perkament en bestaat uit 58 bladen. Die bladen zijn alleen aan de binnenkant van de gevouwen dubbelbladen beschreven. Met andere woorden: het betreft hier een stapeltje van 29 dubbelgevouwen perkamenten bladen, of nog anders: 29 katernen van twee bladen. In ieder blad zijn er 26 of 27 horizontale rijen van 12 ronde gaatjes. In de bovenmarge worden twaalf verschillende verschuldigde bedragen genoemd en in de buitenmarge staan de namen van de gemeenteleden, alfabetisch op hun voornamen gerangschikt. Van links naar rechts zijn de eerste drie verticale rijen groen gekleurd, de volgende vijf geel, en de laatste vier rood. De kleuren corresponderen met verschillende munteenheden, namelijk goudstukken, rijksdaalders en stuivers. Door met een pennetje een draad op een bepaalde manier door de gaten te rijgen, en op die manier een connectie tussen de naam van het gemeentelid en het door hem verschuldigde bedrag zichtbaar te maken, kon de gabbaj, de penningmeester van de gemeente, na de sjabbat of de feestdagen het verschuldigde bedrag incasseren.

Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar sjnoderboekjes. Het Joods Historisch Museum bezit er verschillende, Tehilah van Luit heeft er onlangs een flink aantal geïdentificeerd in Nederlandse archieven, en ik heb er zelfs eens een uit Suriname gezien. Het grootste belang van de boekjes ligt waarschijnlijk in het feit dat we er namen in kunnen terugvinden van anderszins niet geregistreerde gemeenteleden, hoewel moet worden opgemerkt dat de fysieke toestand van veel van die boekjes zo beroerd is, dat die namen vaak niet meer te lezen zijn. Ik vrees dat ze vooral curiosa zullen blijven, museumstukken, of onderwerp van bibliofiele causerieën.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2015

Columns 2013

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009