Het aardige van een weblog of webcolumn is dat je er van alles op kwijt kunt wat toevallig in je hoofd zweeft. Een van die zwevende zaken in mijn hoofd is het beroemde Sefer Tahsbets dat tussen 1738 en 1741 in Amsterdam is gedrukt bij de drukker Jochanan Levi Rofe. Ik ben de literatuur over het onderwerp nog bij elkaar aan het harken, maar wat ik weet, deel ik hier graag vast. Gewoon omdat het een mooi verhaal is (en omdat de deadline van deze column mij verwijtend toeschreeuwt).
Tussen 1738 en 1741 is in Amsterdam dus Sefer Tashbets verschenen, drie delen, met een appendix met werk van andere geleerden. Het is een boek met halachische responsen van een geleerde die het grootste deel van zijn leven in Algerije heeft gewoond, Shimon ben Tsemach Duran. De titel is een afkorting van Teshuvot Shimon ben Tsemach, de antwoorden van Shimon ben Tsemach. Hij is in 1361 op Mallorca geboren, maar moest na een grote uitbarsting van antisemitisme in 1391 het eiland verlaten, en vestigde zich in Algiers. Daar is hij in 1444 overleden. Hij was oorspronkelijk arts, maar omdat de Joden in Noord-Afrika meer belang hechtten aan allerlei vormen van bijgeloof en kwakzalverij dan aan echte medische kennis, zag hij zich genoodzaakt een betrekking als rabbijn te aanvaarden. Ik moet bij zo'n verhaal altijd denken aan de oude grap waarin twee Joodse moeders van succesvolle artsen tegen de moeder van een armlastige rabbijn uitroepen: 'dat is toch geen baan voor een Joodse jongen', maar dat terzijde. Hij werd vooral bekend als halachisch rechtspreker, en schreef over zijn eigen werkwijze: 'Wanneer ik tot mijn beslissingen kom, tast ik niet in het rond zoals een blinde langs een wand tast, want ik neem slechts een beslissing na zorgvuldige bestudering van de zaak. Ik heb nog nooit een beslissing genomen die ik later herroepen heb.' Hij heeft een flink aantal werken op zijn naam, vooral halachisch en filosofisch van inhoud.
Bijna alle exemplaren van de Amsterdamse uitgave van Tashbets die ik ken, zijn gebonden in versierde perkamenten banden, die eruit zien als een soort vissenhuid, met schubben. Er is nooit sprake van echte schubben, maar wel van ronde vlekken die schubben suggereren. Dat doet in elk geval vermoeden dat de boeken bij verschijnen allemaal dezelfde band hebben gekregen. Een versie van het verhaal dat met deze band samenhangt, en dat ik nu aan het uitzoeken ben, vond ik terug op het internet, op een niet bepaald zeer wetenschappelijke site: www.seliyahu.org.il
Ik citeer Rabbi Uri Dasberg in een artikel 'People of the book: the hide and the flesh', dat daar te vinden is:
Er klopt van alles niet in deze Engelstalige versie. De tientallen exemplaren die ik ken zijn om te beginnen, zoals al vermeld, niet in vissenhuid gebonden maar in gekleurd perkament, en de naam Kerashkash is gewoon Crescas. Als ik er zelf uit ben, zal ik daar hier kond van doen. Maar het verhaal was te mooi om niet nu al te vertellen.
Als afsluiting nog een afbeelding van zo’n band en van het eerste titelblad, in dit geval uit het exemplaar in de Braginsky-verzameling, gefotografeerd door Ardon Bar-Hama. Ik kom er nog op terug, dus.