In mijn vorige column heb ik geschreven over het testament van de Zuidfranse geleerde Judah ben Saul ibn Tibbon, gericht aan zijn zoon Samuël. Hierin wordt onder meer de raad gegeven om, teneinde de schaarste aan boeken te verkleinen, je boeken aan zoveel mogelijk mensen uit te lenen, maar tegelijk ook om er op toe te zien dat je je boeken terugkrijgt.
In een van de interessantste literaire teksten uit de Joodse Middeleeuwen wordt duidelijk dat niet iedereen hetzelfde denkt over dit onderwerp. De tekst die ik bedoel heet de Machbarot van Immanuël uit Rome, die leefde van circa 1265 tot 1335. Machbarot wordt vaak vertaald met de ‘composities’, of zelfs de ‘canto’s’, van Immanuël. Dit is een collectie van 28 raamvertellingen, geschreven in rijmend proza, afgewisseld met metrische poëzie. De hoofdpersoon is Immanuël zelf, een brutale vagebond bijna, die begeleid wordt door ‘de prins’, een milde metgezel, en zijn grootste fan. Dit is Hebreeuwse literatuur van het hoogste niveau: creatief gebruik van Bijbelse en nabijbelse taal, intellectueel spannend, geschreven met het volle besef van de intellectuele debatten van zijn tijd, en verhalen vol humor en spanning.
Een van de mooiste verhalen in de Machbarot is een relaas in rijmend proza van een groep jonge geleerden in Perugia, die beloven de verzegelde kratten (of misschien kruiken) met boeken van de geleerde boekverkoper Aaron uit Toledo, in Spanje, voor hem te bewaren gedurende zijn reis naar Rome. De mannen besluiten in weerwil van hun belofte de kratten direct te openen en alle boeken die zich erin bevinden, waaronder die van de grote leden van de familie Ibn Tibbon, die ik in mijn vorige column genoemd heb, direct te kopiëren. In de Middeleeuwen betekent dat natuurlijk met de hand overschrijven. Bij terugkomst is Aaron uit Toledo woedend en beschuldigt de mannen van diefstal, en nog een heleboel meer. Immanuël trekt in een brief aan Aaron net zo stevig van leer en zet hem op een brutale manier te kijk als een bekrompen man die verkeerde standpunten inneemt.
In 2008 is in het wetenschappelijke tijdschrift Prooftexts (jaargang 28, p. 1-27) de hele passage in het Engels vertaald en geanalyseerd door Ann Brener, nu verbonden aan de Library of Congress in Washington. Zij bespreekt het literaire en intellectuele klimaat waarin deze tekst begrepen moet worden en is erin geslaagd de tekst rijmend te vertalen (zoals het origineel ook rijmend proza bevat). Van belang voor mijn betoog hier, over boekcultuur, is vooral haar observatie dat de felle reactie van Aaron op het kopiëren van de boeken, wat hij gelijk stelt met diefstal, waarschijnlijk goeddeels is ingegeven door commerciële belangen. Hij was immers boekhandelaar en had als zodanig geen enkel belang bij een ruimere beschikbaarheid van teksten. Dat Aaron, die als Rabbi Aaron wordt opgevoerd, niet geïnteresseerd is in verspreiding van kennis omwille van die kennis, is dan ook vooral in dat licht te bezien.
Ik neem hier twee passages uit de vertaling over, in het Engels, zodat de lezer een indruk krijgt van de toon van dit soort teksten. De volledige tekst kan ik geïnteresseerde lezers desgewenst sturen.
Allereerst de kennismaking:
En nu het begin van Immanuëls brief: