Jacob ben Wolf Kranz (ca. 1740–1804) was een preker en exegeet die werd geboren in Dzyatlava in Wit-Rusland, maar die bij een groot publiek bekend staat als de Maggid (de preker) van Dubno, de stad in de Oekraïne waar hij achttien jaar gewoond heeft. Nadat hij in de handel financieel aan de grond was geraakt, besloot hij van het preken zijn beroep te maken. Hij stond vooral bekend om zijn aantrekkelijke parabels en fabels, waarin hij veel aandacht schonk aan de verschillen tussen rijk en arm. Hij heeft in een aantal gemeenten gepreekt, onder meer in Zamosc, in Polen, waar hij de laatste vijftien jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Zijn schamele inkomen spijkerde hij bij met het in stad en land houden van preken, die hem uiteindelijk een soort sterrenstatus zouden verlenen.
Een van de interessantste fabels van de Dubner Maggid, hier vertaald vanuit een in 1925 in New York verschenen Jiddisje bewerking van de beroemde Jiddisje schrijver Tashrak, of Israel Joseph Zevin (1872–1926), heet 'Een fabel over een fabel.' Overigens kan het woord fabel hier ook door parabel worden vervangen, maar wat volgt is toevallig een fabel.
'Aan de Dubner Maggid werd eens de vraag gesteld waarom fabels zo sterk zijn, dat ze zo'n sterke invloed hebben op de mens. Hierop antwoordde de Dubner: "Ik zal jullie dat uitleggen aan de hand van een fabel." En dit is de fabel die hij vertelde. "De Waarheid liep eens door een steeg, poedelnaakt, zoals hij door zijn moeder op de wereld was gezet, en niemand wilde hem in zijn huis binnenlaten. Een ieder die hem zag, rende verschrikt weg ... Terwijl de Waarheid ten einde raad ronddwaalde, kwam hij de Fabel tegen. De Fabel was gekleed in mooie kleding met prachtige kleuren. De Fabel vroeg: "Vertel mij, meneer Naaste, waarom dwaal jij zo wanhopig door de stegen?" De Waarheid antwoordde: "Het gaat niet goed, broeder. Ik ben al oud, zeer oud, en niemand wil me leren kennen." De Fabel zei: "Het is niet omdat je oud bent, dat de mensen je niet liefhebben, want ik ben ook heel oud, en mij hebben de mensen steeds meer lief naarmate ik ouder word. Maar laat ik je een geheim over de mensen toevertrouwen. Zij stellen het op prijs wanneer alles mooi aangekleed is en enigszins vervormd. Ik zal jou net zulke kleren uitlenen als de mijne en je zult zien dat de mensen jou ook mogen." De Waarheid luisterde naar de goede raad van de Fabel en kleedde zich in diens kleding. Sindsdien gaan Waarheid en Fabel hand in hand en hebben de mensen beide evenzeer lief.'