Er woedt al honderden jaren een stille strijd in Oudeboekenland. De strijd tussen de liefhebbers van het handgeschreven boek en die van het gedrukte boek. Al in de vroegste periode van de boekdruk, dus in de vijftiende eeuw, werd deze discussie gevoerd, ook in Joodse kring. Mocht een tekst van Tanach, van de boeken van het Oude Testament, wel gedrukt worden? Moest die niet eigenlijk met de hand geschreven worden, als teken van respect voor de heiligheid van de tekst, als product ook van ‘melechet hakodesj’, het ‘heilige werk’, zoals het schrijven van Torah-rollen wel beschreven werd?
Natuurlijk was de nieuwe ontwikkeling niet tegen te houden, net zomin als het digitale lezen van ons tijdsgewricht is tegen te houden. Alle belangrijke Joodse klassieke teksten zijn digitaal beschikbaar, halachische discussies en beslissingen worden steeds vaker eerst op het web gepubliceerd en op datzelfde web vliegen de aanbiedingen van gedigitaliseerde boeken, oud en nieuw, je om de oren. Maar dat zijn zakelijke argumenten.
Er zijn ook emotionele argumenten. Een boek roept bij de lezer ook niet-zakelijke, zinnelijke, emotionele ervaringen op: liefde, rust, eenzaamheid, opwinding, schoonheid, fetisjisme, manie, verzin het maar. Vandaar ook dat bedrijven als Amazon en Sony investeren in digitale leesapparaten die ‘aanvoelen’ als boeken en vandaar ook dat de vijftiende-eeuwse discussie over ‘handgeschreven versus gedrukt’ nog steeds woedt. Want die ervaringen zijn bij de verschillende media niet dezelfde.
Als ik gedwongen zou worden te kiezen tussen handschriften, drukken of digitale boeken, dan kies ik voor handschriften.
En wel hierom. Een handgeschreven boek biedt de lezer een directe confrontatie met het handwerk van degene die het geschreven heeft, met de moeite die hij of zij daarvoor gedaan heeft, met de rust of de haast van de betrokken persoon en met het esthetisch gevoel van de schrijver, of het ontbreken daarvan. Oude handgeschreven boeken vertellen altijd een verhaal. Soms kun je aan de hand van de aanwezigheid van kaarsvetsporen vaststellen wanneer de kopiist overdag en ’s avonds werkte. In andere handschriften zie je dat de inkt van een kopiist begon op te raken en dat hij liever de beschikbare inkt wat verdunde - waardoor die veel lichter van kleur werd - dan nieuwe te maken. En vaak vertellen de kopiisten iets over zichzelf, over het voorbeeld waarvan ze hun tekst hebben overgeschreven, dat van hun favoriete rabbijn afkomstig was of dat zo’n mooie tekst bevatte, of waar ze niets van begrepen. Een voorbeeld daarvan wil ik hier bespreken.
In de Bibliotheca Rosenthaliana ligt een relatief jong, onooglijk manuscript. Het werd in februari of maart 1875 geschreven op de Azoren, in Terceira, door Maimon, zoon van Abraham Abohbot. Hij was waarschijnlijk een telg uit een oud Marokkaans geslacht, dat daar in het begin van de negentiende eeuw was gekomen. Het boekje is onooglijk. Het is eigenlijk niet meer dan een dik schrift, met de dagelijkse gebeden, volgens de Noordafrikaanse ritus. Dat hij voor zijn gebeden een handgeschreven boek gebruikte en geen gedrukt boek, heeft waarschijnlijk te maken met de schaarste van gedrukte boeken op het afgelegen eiland. Hij moest dus wel. Het handschrift is geschreven in een volstrekt kinderlijk handschrift, bibberig en volgeplakt met smakeloze poëziealbum-achtige plaatjes. Heel af en toe vindt de oplettende lezer ineens een heel vlot geschreven regel in mooi cursiefschrift, maar dat is een uitzondering.
Waarom?
Dat schrijft Maimon op bladzijde 19. Hij blijkt drie jaar eerder deels verlamd te zijn geraakt aan zijn rechterhand. Hij had in zijn leven al veel handgeschreven boeken geproduceerd, voor zijn zoons en kleinzoons, en wilde daar niet mee stoppen. Hij heeft dus het hele boek geschreven met de hand die het nog deed: zijn linkerhand. Vandaar de bibberige hand en vandaar ook die incidentele mooie regels. Die heeft hij met rechts kunnen schrijven!
Daarom houd ik van handschriften. Inmiddels 134 jaar na voltooiing van zijn gebedenboek kunnen we nog genieten van het product van Maimons geploeter en kunnen we nog sympathie en medeleven opbrengen voor zijn medische problemen. Die confrontatie met levende geschiedenis is in een handschrift directer dan in een gedrukt of digitaal boek. En dat zal ook in de eenentwintigste eeuw niet veranderen.