De laatste paar keer heb ik hier steeds geschreven over oude of heel oude boeken en over oude of heel oude rollen. Joodse boeken zijn soms echter ook nieuwe boeken. Boeken die door nette uitgeverijen op de markt worden gebracht en via Amazon, Bruna en bol.com verkocht worden. Hoe is die overgang van traditionele Joodse boekdruk, met wat losse boekwinkels en reizende boekverkopers in de achttiende eeuw, naar de moderne uitgeverij van de twintigste en eenentwintigste eeuw eigenlijk verlopen?
De basis voor die overgang werd gelegd in de late achttiende en vroege negentiende eeuw, in de tijd van de Haskalah, of Joodse Verlichting. Deze beweging probeerde de integratie van de Joden in de maatschappijen waarin zij leefden onder meer te bevorderen door de wetenschappelijke bestudering van Joodse en niet-Joodse teksten èn door het gebruik van Duits in plaats van Jiddisj als omgangstaal. In de vraag naar dit soort werken werd voorzien door drukkerijen die zich toelegden op de productie van wetenschappelijke teksten, satirische teksten en een aantal belangrijke tijdschriften. De Haskalah-beweging was ontstaan in Berlijn, maar zou zich later uitbreiden naar het westen, en vooral naar het oosten.
Het belangrijkste tijdschrift dat tijdens de Haskalah werd uitgegeven was Ha-me’asef (de Verzamelaar). Het werd oorspronkelijk gepubliceerd door Die Gesellschaft der hebräischen Literatur-Freunde, tussen 1784 en 1811. Het tijdschrift werd al snel de stem van de Haskalah. De idealen van de Verlichting waren het best gediend bij goede scholing, waartoe overigens verrassend veel fabels werden ingezet. In Ha-me’asef komen maar liefst 55 fabels voor.
In de loop van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw werd steeds meer bellettrie, laten we zeggen ‘normale literatuur,’ gepubliceerd in het Hebreeuws en in Hebreeuwse en Jiddisje vertalingen. Dit heeft alles te maken met de voortgaande emancipatie van Joodse intellectuelen in Europa, maar ook met de opkomst van effectief opererende uitgeverijen die de verspreiding van die literaire werken op zich namen. Het opkomende zionisme speelde ook een rol van betekenis, vooral omdat het een markt deed ontstaan voor historische romans die de toenmalige Joden met hun voorvaderen verbond.
Één man is van groot belang geweest in het ontstaan van een Joodse uitgeversbranche, namelijk Abraham Leib Shalkovich, of Ben-Avigdor. Hij begon in Warschau 1891 met de uitgave van een serie ‘stuiverromans’ en richtte twee uitgeverijen op, één in 1893 en één in 1896. Ben-Avigdor formuleerde zijn drijfveren zelf ooit als volgt:
‘Wanneer ik de in ieder opzicht armoedige toestand van onze Hebreeuwse literatuur bekijk, dan kan ik slechts vaststellen dat een van de belangrijkste redenen voor de gebrekkige ontwikkeling gelegen is in de afwezigheid in ons midden van bemiddelde uitgevers, die schrijvers en geleerden fatsoenlijk zouden kunnen betalen voor hun werk.’
De inspanningen van Ben-Avigdor en zijn opvolgers, die met hun goedkope uitgaven voldoende middelen wisten te genereren om ook betere literatuur uit te geven, heeft de weg geëffend voor de ontwikkeling van de moderne Hebreeuwse literatuur, te beginnen met de werken van schrijvers als Hayyim Nahman Bialik (1873–1934) en Saul Tchernichovski (1875–1943).
De emigratie van deze schrijvers en veel van hun collega’s naar Palestina in de eerste decennia van de twintigste eeuw zou uiteindelijk leiden tot de nu voor kennisgeving aangenomen prominentie van het heilige land, eerst nog Palestina en nu natuurlijk Israël, als centrum van de Hebreeuwse literatuur. Een ander centrum ontstond als gevolg van een andere immigratiegolf, die van Europa naar de Verenigde Staten. Ook daar ontstond al snel een bloeiende Joodse uitgeversbranche, die deze nieuwe markt ging bedienen. De intrede van Joodse auteurs in de algemene literatuur van de landen waarin ze leefden, in de landstaal en met universelere dan slechts Joodse thema’s, was de laatste stap in deze ontwikkeling, die inmiddels met de nieuwe media een nieuw tijdperk lijkt in te gaan. Maar daarover later meer.
PS Het feit dat ik in deze column niet heb geschreven over de grote tentoonstelling van Hebreeuwse handschriften en gedrukte boeken die de Bibliotheca Rosenthaliana van 16 oktober 2009 tot 17 januari 2010 organiseert, betekent natuurlijk niet dat u die tentoonstelling niet moet gaan zien.