Een van de interessantste periodes uit de geschiedenis van de Hebreeuwse literatuur is ongetwijfeld de Haskalah, of de Verlichting. De aanhangers van de Haskalah streefden de integratie van een gemoderniseerde vorm van jodendom in de Europese maatschappij na. Zij wezen het gebruik van het Jiddisj af als stigmatiserende omgangstaal, stimuleerden een wereldlijke opleiding naast een traditionele Joodse, en trachtten de invloed van de Talmoed als richtinggevend medium te verkleinen. De meeste geleerden laten de Haskalah beginnen rond het jaar 1770, maar er zijn steeds meer stemmen om die datum wat naar voren te verschuiven. De intellectuele assimilatie die de Haskalah nastreefde, was namelijk al eerder in gang gezet, volgens sommigen, waaronder de grote Britse historicus Jonathan Israel, al in de zeventiende eeuw. De invloed van de Haskalah werd in de loop van de negentiende eeuw steeds zwakker, mede onder invloed van het opkomende zionisme en de Reform-beweging.
Een van de interessantste en productiefste schrijvers in de periode van de Haskalah was Isaac Satanow. Hij werd geboren in Satanov in de Oekraïne en vertrok in 1771 naar Berlijn, de plaats waar de Haskalah-beweging is ontstaan. Daar zou hij het grootste deel van zijn leven blijven. Satanow was een meester-vervalser, die probleemloos van schrijfstijl kon wisselen, van Bijbels tot kabbalistisch tot literair (hoewel die categorieën elkaar geenszins uitsluiten). Hij publiceerde in Berlijn rond 1800 zijn ‘Sefer divre rivot’ (‘Boek der Polemieken’), en liet op het titelblad vermelden dat het verschenen was in Constantinopel. In Constantinopel werden vooral in de zestiende eeuw boeken gedrukt, die ook in latere eeuwen grote faam genoten. Door deze foutieve plaats van verschijning op te nemen, hoopte Satanow dat hij aan de polemieken, die hij zelf geschreven had om zijn verlichte denkbeelden te propageren, extra gezag kon verlenen. Ook nam hij in zijn boeken vaak vervalste brieven op van rabbijnen die het boek, ‘zogenaamd’, aanbevolen. Die brieven schreef hij meestal zelf.
Satanow liet meestal wel sporen na in zijn boeken, ook in de boeken die hij anoniem publiceerde. Een voorbeeld hiervan is zijn ‘Sefer Chizajon’ (‘Boek van het Visioen’, of misschien wel, ‘Boek van de Openbaring’), dat rond 1775, anoniem en zonder plaats of jaartal, vrijwel zeker in Berlijn verscheen. De gedichten en diagrammen die hij in het boek heeft opgenomen, zijn namelijk gesigneerd met zijn initialen. Het boek houdt zich vooral bezig met een goede Hebreeuwse stijl, maar bevat ook delen over het belang van een kritische houding en kennis, over poëzie, over wetenschappelijke onderwerpen, over esthetiek en ook een eigenzinnige beschrijving van het heelal. Het werk wordt daarom ook als een van de wetenschappelijke encyclopedieën beschouwd, die de Haskalah heeft voortgebracht.
In mijn column van twee weken geleden heb ik stil gestaan bij een verklaring van de middeleeuwse commentator Rasji van een lastige passage in de Talmoed, waarin sprake is van 300 fabels die aan Rabbi Meïr worden toegeschreven. Op bladzijde 18v van zijn werk laat Satanow deze passage terugkomen in een gesprek tussen een soort ambtenaar en een leraar. De leraar lost het probleem van de ontbrekende fabels op door drie vossenfabels te vertellen. Op bladzijde 22v vertelt hij de fabel van de vos en de haan.
‘Een haan stond bovenop een hoge toren, toen er een vos langskwam. De vos zei tegen de haan: “Hallo, haan. Waarom kom je niet naar beneden? Weet je niet dat alle diersoorten vrede hebben gesloten en vreedzaam naast elkaar leven? Kom naar beneden en laten we plezier maken.” Terwijl de haan nog aan het nadenken was, kwam een troep honden aangerend, die het duidelijk op de vos gemunt had. Toen de vos weg wilde rennen, zei de haan: “Heb je net niet gezegd dat alle dieren vrede hebben gesloten? Waarom ren je weg?” Waarop de vos antwoordde: “Je hebt gelijk wat die vrede betreft, maar misschien hebben de honden het nog niet gehoord!”’