Deze column gaat altijd over boeken, Joodse boeken om precies te zijn. Soms over de vorm van die boeken, soms over de gebruikte letters, soms over de plaatjes die erin voorkomen en soms over de inhoud. En soms over alles tegelijk. Toch vertellen zelfs al die columns samen maar een deel van het verhaal van het Joodse boek en zeker maar een deel van mijn eigen relatie met die boeken, als men dat zo kan zeggen. Wat mij aan boeken, zeker aan oude boeken, het meest fascineert, is dat ze zoveel verschillende lagen informatie bevatten. Ze vertellen iets over mensen – auteurs, vertalers, redacteuren, kopiisten, zetters, drukkers, kunstenaars, binders, boekverkopers, lezers, verzamelaars, bibliofielen, bibliomanen –, maar ook over politieke ontwikkelingen, economische omstandigheden, smaak en leesgedrag.
Waarom deze weliswaar persoonlijke, maar ook theoretische uiteenzetting? Die dient als inleiding tot een nieuwe tak van wetenschap die in het Engels Book History, boekgeschiedenis dus, genoemd wordt en die zich met alle hiervoor genoemde aspecten van boekgeschiedenis en nog een heleboel meer, bezighoudt. Dat vak is misschien twintig jaar oud en speelt zich goeddeels af in de krochten van de academische wereld. Dat is niet helemaal terecht, want de nieuwe academische discipline biedt vaak een interessante nieuwe kijk op boeken, door andere vragen te stellen en andere antwoorden te geven.
Laat me dit verduidelijken met een voorbeeld. Een begrip dat centraal is in Book History is “paratext.” De term is in 1987 door de Franse geleerde Gérard Genette geïntroduceerd, die erover zegt: “Meer dan een grens of een verzegelde afgrenzing, is paratext een drempel. Het is een gebied tussen tekst en niet-tekst, een soort zoom om de gedrukte tekst heen, die in werkelijkheid het lezen van de tekst volledig stuurt.” Anders gezegd: paratext omvat alle elementen van een boek die niet de hoofdinhoud uitmaken. Daarbij moet men denken aan voorwerk (titelbladen, voorwoorden en opdrachten bijvoorbeeld) en aan nawerk (noten, naschriften en indexen bijvoorbeeld), maar ook aan hoofdstuktitels, illustraties, paginering, en dergelijke.
Voor Joodse boeken heeft vooral mijn gewaardeerde collega prof. dr. Shlomo Berger, hoogleraar Jiddisj aan de Universiteit van Amsterdam en Crescas-docent, belangrijke voorbeelden van paratext gepubliceerd. Hij heeft daartoe een groot deel van de Amsterdamse Jiddisje boeken van de Bibliotheca Rosenthaliana doorgespit en gekeken in hoeverre de titelpagina’s en voorwoorden relevante historische informatie bevatten. In 2007 heeft hij zijn bevindingen in een artikel gepubliceerd, dat ik voor liefhebbers als pdf beschikbaar heb, en hij heeft een heel boek over het onderwerp in voorbereiding. Als motto bij zijn artikel gebruikt hij een uitspraak van Meïr Crescas uit 1741: “Een boek zonder voorwoord, is als een lichaam zonder ziel.”
Ik wil een paar voorbeelden geven van paratext in Amsterdamse Jiddisje boeken, die ik, in hun Engelse vertaling, direct ontleen aan het artikel van Shlomo Berger. Het eerste is afkomstig uit de Amsterdamse editie van Sefer Mesholim (het boek van de parabels, of fabels), verschenen in 1701. Het was al eens gedrukt in Bazel in 1602. De cursieve delen komen niet voor op de titelpagina van 1602.
Come, dear men and women, and look into this beautiful Book of Tales. Three hundred and more stories have been assembled. Some were constructed out of the Talmud and others from Rabati and Bekhaye. And you’ll not miss stories of rabbi Yehuda the Righteous and you are offered stories from Sefer Hasidim. And you’ll find also beautiful items from ethical books and Yalkut. And other tales have been added in order to increase children’s desire to read. In order not to miss any of the tales, the characters of the alphabet have been added, numbering each one. So this Book of Tales has been carefully prepared. This I promise you: letters that your eyes can clearly read as well as good ink and paper and, on top of this, it is not expensive. Now, dear people, lovers of reading Yiddish: I know that when you read in this book your hearts will be full of happiness. Books cannot be wrong when they include material from the Talmud and other holy books. Not all of us are scholars but all the same it is not smart to be ignorant. And so look into these books. If such Yiddish books are available, it is shameful if nobody reads them. So now we can follow the Torah in Hebrew or Yiddish and soon we shall experience the moment of returning to Erets Israel. Amen.
Eén grote lofzang op dit mooie boek, dat iedereen moet kopen, vanwege zijn vrome Joodse inhoud, de gebruikte taal, het Jiddisj, het mooie papier en de goede inkt. De schrijver van dit alles is de redacteur, een bekende redacteur, Hayyim Druker, die in Amsterdam meer Jiddisje boeken heeft uitgegeven. Aan het eind van Sefer Mesholim laat hij ook nog zien zijn eigen keuzes gemaakt te hebben op grond van voorgaande edities:
Following on from that which is suggested on the title page, three hundred and more stories are not found in this edition. We have based our edition on that of Prague and that of Frankfurt, but we noticed they were mistaken. They have no more than two hundred and fifty odd stories; and two stories are printed twice in the earlier editions. There are some who may think that we dropped stories from the edition, but they can check the earlier editions of the Book of Tales and they will find that it is the truth.
In 1706 was Druker betrokken bij de uitgave in Amsterdam van Sefer Lev Tov (Boek van het goede hart). In zijn voorwoord schrijft hij:
Several times I heard from people who asked to buy it that the book Lev Tov is out of print and not available. Accordingly, I thought that I would like to be of service to the multitude and do my best in order that this lovely book be printed again. But it was beyond my capacity to carry out this project. So, I assembled a group of people: religious persons, women, young men, and virgins, and each did his best to check the proofs page by page and with the help of God we completed the work. . . . Now, when I began working I found out that the language of the book could not be compared with the language one hears talking. Thus, I decided to do my best and ceremoniously decided that each child that reads this book, without seeing earlier editions, should understand what is said there. Although the book had already been printed several times (and here in Amsterdam twice), these editions were based on the very old edition. Because of the mistakes, I found the Amsterdam editions worthless. But also the editions that were printed in other locations are full of mistakes as happens in prayer books for daily prayers as well as holidays. Wherever one puts one’s five fingers [i.e., one’s hand] on a text one finds a mistake and nobody is bothered by the question whether it was correctly proofread . . . but here in Amsterdam it is different. If one wants to print a book, the first duty is to find a good corrector in order to complete this holy task in an accurate manner. . . . Of course it is impossible to erase all mistakes, but one has to do one’s best and strive to remove all mistakes. . . . So, every time I reread the first print sheet with a scholar who knew the text well.
Ook hier heeft de paratext niets met de inhoud van het boek te maken, maar we leren er wel uit hoeveel moeite Druker heeft gedaan om een goede, betrouwbare, voor iedereen leesbare tekst te maken. En dat is interessant genoeg.