Deze column is uit het Engels vertaald door Rachel Reedijk. Voor degenen die de voorkeur geven aan de oorspronkelijke tekst hebben wij de Engelse versie in de vorm van een pdf opgenomen.
Onlangs werd ik bevangen door een vreemd gevoel. Ik kan het nog steeds niet goed onder woorden brengen, maar iets vertelt mij dat God bezig is om een andere woning te betrekken. Hij heeft een verhuisbedrijf ingehuurd, en men is nu bezig om al Zijn meubels en bezittingen in een vrachtwagen te laden, in afwachting van Zijn instructies aangaande de bestemming. In werkelijkheid denkt Hij er al veel langer over na, hij heeft de verhuizing echter uitgesteld omdat wij in onze onwetendheid nog steeds bij zijn oude huis langsgaan. We zien helemaal over het hoofd dat de gordijnen al lang zijn weggehaald en de meeste meubelstukken al zijn overgebracht. Zelf staat Hij in de deuropening, jas aan, klaar om te vertrekken. Niettemin luistert Hij naar ons, en glimlacht. Hij heeft met ons te doen, omdat wij in onze opperste verblinding nog steeds geloven dat we comfortabel in Zijn woonkamer met Hem zitten te praten en koffie te drinken, terwijl Hij in feite op de rand van Zijn stoel zit, verlangend naar de deur kijkt, en droomt van Zijn nieuwe huis.
Synagogen – of ze nu orthodox, modern-orthodox of liberaal zijn – vormen niet langer Zijn voornaamste woning. Sommige gelovigen zijn vast wel vrome mensen die met hun Schepper proberen te communiceren, maar het algemene beeld is dat veel van deze locaties een religieus steriel en spiritueel leeg karakter hebben gekregen. Daarom is God bezig over te stappen naar onconventionele minyanim, naar Israëlische koffiehuizen, debatingclubs, gemeenschapscentra, religieuze bijeenkomsten die nergens bij aangesloten zijn, en ongebruikelijke leerhuizen. De redenen zijn duidelijk. Op sommige van deze plekken zijn mensen werkelijk naar Hem op zoek, en niets heeft Hij meer lief. Hij is weinig onder de indruk van mensen die Hem gevonden hebben en Hem voor lief nemen. Hij is bezig in te trekken bij jongeren die aanvoelen dat Hij bestaat, maar Hem nog niet hebben kunnen vinden. Dat is spannend.
In sommige van die cafés komt hij jongemannen tegen met (sportieve) paardenstaarten, zonder keppel maar met tsitsiot die onder hun T-shirts vandaan komen, die in hun eigen woorden bidden in een poging contact met Hem te krijgen. In seculiere jesjiewot ontmoet Hij vrouwen in lange broek en minirok, die in alle ernst discussiëren over de vraag wat het betekent om Joods te zijn, mezoezot kussend bij hun bezoek aan een modeshow. Dan zijn er mensen voor wie het tot Zijn grote genoegen erg belangrijk is om van tijd tot tijd tefillien te leggen, en die dat dan vol overgave doen. Weer anderen steken op vrijdagavond enthousiast de sjabbatkaarsen aan en beginnen een serieuze discussie over Boeddhisme. Zij willen weten hoe je elementen uit deze wijsheidstraditie kunt combineren met de Kabbala en ze opnemen in de Joodse praktijk.
Nee, ze doen dat niet, zoals hun grootouders, uit traditie of nostalgie, maar omdat ze oprecht op zoek zijn. Ze willen een groeiproces. Ze willen betere, intense en authentieke Joden worden, echter in hun eigen tempo en zonder door anderen de wet te worden voorgeschreven. Zij zijn niet te porren voor conventionele outreach programma’s, want die proberen hen te indoctrineren. Nee, ze zoeken toenadering omdat ze een enorme urgentie ervaren, een innerlijke zielsexplosie. God kan zich geen betere plek indenken, zelfs als dergelijke pogingen niet altijd het gewenste resultaat hebben en het in de verkeerde richting zoeken.
Op onconventionele plekken als deze vinden theologische gesprekken plaats over een glas bier en praten de deelnemers tot diep in de nacht omdat ze geen genoeg kunnen krijgen van die interessante materie die jodendom heet. Veel van deze mensen willen meer van God weten, ze willen begrijpen waarom Hij de wereld heeft geschapen en wat de diepere betekenis van het leven is. Hoe definieer je de menselijke conditie? Wat is een religieuze ervaring? Hoe gaan we de confrontatie aan met de dood? Wat is de betekenis van de Halacha? Wat doen wij, Joden, hier in dit vreemde universum? Ze realiseren zich dat het leven steeds verwarrender wordt, en dat hun vragen daarom van radicaal belang zijn; het gaat tenslotte om kwesties die boven de geschiedenis uitsteken. Wie wil nu dat zijn leven onopgemerkt voorbijgaat? God houdt zich graag op in deze mysterieuze stratosfeer. Hij kan er geen genoeg van krijgen.
Helaas begint Zijn belangstelling te wankelen als Hij conventionele synagogen binnengaat. Hij treft er weinig opwindends aan. Mensen, waaronder mijn persoon, doen wat ze moeten doen; ze zetten hun automatische piloot aan, doen wat hun is verteld, zeggen de woorden uit het gebedenboek, en gaan naar huis om kiddoesj te maken. Er zijn maar weinig mensen die zich afvragen hoe we God kunnen ervaren, waarom ze Joods zijn, en waar het in hun leven werkelijk om gaat. Velen willen niet met dit soort vervelende onderwerpen worden lastiggevallen. Het verstoort alleen maar de gemoedsrust. Een aardige, vertrouwde dvar Tora is goed genoeg. Tenslotte is alles al een keer bediscussieerd en opgelost. Regelmatige synagogebezoekers – nogmaals, zoals mijn persoon – spreken Hem pas aan als we Hem nodig hebben. Bijna niemand spreekt over Hem, of hoort Hem als Hij onze hulp vraagt bij het voltooien van het doel van Zijn schepping.
Dus verhuist God naar interessantere locaties. Hij moet lachen als Hij aan de oude ‘God is dood’-slogan denkt. Het was een kinderziekte. Hij weet dat we ons lesje geleerd hebben. Het atheïsme is te gemakkelijk, te simplistisch, en bovendien heeft het niets opgelost. Hij weet dat Hij nog altijd niet is vervangen door iets beters. Oh ja, er bestaan nog steeds gemakzuchtige wetenschappers die menen het probleem te hebben opgelost. ‘Wij zijn ons brein’, geloven sommige neurologen in alle oprechtheid, ons denken is niets meer dan hersenactiviteit. Zij schijnen te denken dat men de essentie van Beethovens Negende Symfonie kan ontdekken door de inkt te analyseren waarmee de componist zijn meesterwerk heeft geschreven. Er zijn zelfs Nobelprijswinnaars die geloven dat we binnenkort toegang hebben tot Gods brein, alles zullen weten, en Hem niet langer nodig hebben. Zij zijn als de man die midden in de nacht op zoek is naar zijn horloge. Als ze hem vragen waarom hij onder een lantaarnpaal zoekt, hij is zijn horloge immers een blok verderop kwijtgeraakt, is het antwoord: “Dit is de enige plek waar ik iets kan zien.” Deze geleerden begrijpen nog steeds niet dat er meer onder de zon is dan de wetenschap ooit kan bevatten. Zij hebben zich ervan overtuigd dat zij slechts objectieve toeschouwers zijn en snappen niet dat zij zelf een onderdeel zijn binnen het mysterieuze drama dat leven heet.
En God knipoogt alleen maar. Sinds deze slepende ziekte bestaat, vanaf het begin van de negentiende eeuw, zijn er antistoffen ontwikkeld die tot doel hebben de ontkenning van Zijn bestaan tegen te gaan. Hoewel het atheïsme nog steeds springlevend is, zijn velen immuun geworden voor dit soort simplistische ideeën. In de loop der jaren zijn er steeds meer tegengifstoffen bij gekomen, en nu is men verbijsterd door het feit dat Hij, dus toch, in ons midden zou kunnen zijn. Een achterhaalde stelling is plotseling nieuw leven ingeblazen. God blijkt een reëele mogelijkheid te zijn, en het is maar beter om ons daarvan bewust te zijn.
Maar hier is de valkuil. Terwijl het religieuze establishment nu van de daken roept, ‘Hebben we het niet gezegd!!!’, snappen zij nog altijd niet dat daar helemaal niets van waar is. De ontdekking van God vond niet plaats dankzij, maar ondanks de conventionele religies.
In werkelijkheid vond de grote omwenteling aangaande God ver van het officiële religieuze establishment plaats. In feite is het een wonder dat sommige mensen nog in God geloven terwijl religies er alles aan hebben gedaan om dit onmogelijk te maken. Eeuwenlang maakte de kerk de ene blunder na de andere. Vanaf het moment waarop Galileo aantoonde dat de kerk het bij het verkeerde eind had, werd zij voortdurend gedwongen om bakzeil te halen, en dan nog gebeurde dat met grote terughoudendheid. Er zijn geen woorden voor het grote prestigeverlies dat religies door deze opstelling hebben geleden. God is in een hoek geduwd. Niet omdat Hij niet aanwezig was, maar omdat Hij voortdurend verkeerd werd afgeschilderd door mensen die in Zijn naam zeiden te spreken. Sinds de Renaissance zijn er veel andere grote geesten geweest die de wereld vooruit gebracht hebben. Hoewel sommigen onder hen de boot misten, introduceerden veel anderen radicaal nieuwe paradigma’s van de grootste importantie. De enige reflex van de kerk leek te zijn om deze geleerden met hand en tand te bestrijden - totdat ze, uit pure noodzaak, als al hun argumenten ontzenuwd waren, dat moesten toegeven en zich opnieuw verontschuldigen voor hun onvergeeflijke blunders. De ironie wil dat deze nieuwe ontdekkingen, lang voordat de kerk ze officieel sanctioneerde, allang deel uitmaakten van de nieuwe tijdgeest. Zoals altijd kwam de verontschuldiging veel te laat.
Al met al betaalde religie een enorme prijs. Haar territorium werd hoe langer hoe kleiner. Omdat er steeds vaker voor de wetenschap gecapituleerd moest worden, keerden velen religie de rug toe en kozen voor een seculiere benadering. Dit verhaal is nog steeds niet afgelopen. Wetenschappers discussiëren op dit moment over de mogelijkheid om in het laboratorium levensvormen te creëren die voor hun overleving en evolutie niet afhankelijk zijn van DNA. Het is te voorspellen dat diverse religieuze leiders dit opnieuw zullen bestrijden, krachtig en zeker van zich zelf, maar ook dat ze waarschijnlijk weer het onderspit zullen delven als ze de harde wetenschappelijke feiten niet langer kunnen ontkennen.
Wat gebeurde er intussen in de Joods-religieuze wereld? Hoewel we niet kunnen ontkennen dat het jodendom eveneens verstrikt raakte in al deze debatten - en een aantal verstokte traditionalisten was niet veel beter dan sommige kerkvaders - was het over het algemeen zo dat men in het jodendom veel meer open stond voor wetenschappelijke ontwikkelingen. Terwijl de kerk met één gezaghebbende stem – doorgaans de synode – verklaarde dat deze nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen regelrechte ketterij waren, deed de synagoge nooit dergelijke uitspraken. Dit komt doordat het jodendom heel anders in elkaar zit.
Onvoorwaardelijke geloofsartikelen hadden nooit veel prioriteit. Maimonides’ beroemde 13 geloofspunten zijn nimmer officieel geaccepteerd en hebben het jodendom alleen maar in een enorme crisis gebracht die veel schade heeft aangericht. Er werd wel over geloof gesproken, maar er werd nooit een definitief standpunt ingenomen zoals dat gebeurde in de kerk. Wat de Joden bezighield, was de vraag hoe men het jodendom in het aangezicht van God en van de medemens in praktijk moest brengen, zoals dat tot uitdrukking komt in de allesomvattende Halachische literatuur.
Door deze benadering werden wetenschappelijke ontdekkingen niet als een werkelijke uitdaging gezien. Daarnaast had men een sterk gevoel dat wetenschappelijke vooruitgang een door God gegeven zegening was. De eerder genoemde grootste Joods-religieuze denker uit de Middeleeuwen, Maimonides, was zelfs bereid, ondanks zijn 13 geloofspunten, het concept van de creatio-ex-nihilo (schepping uit het niets) op te geven als zou blijken dat het niet klopte. Hoewel hij vanwege sommige van zijn radicale en verlichte ideeën werd aangevallen, was de algemene houding: geef wetenschap de ruimte, en als wij het in het verleden fout zagen, omdat we vertrouwden op de wetenschap van die tijd, dan zullen we die positie corrigeren. Daar waar de Talmoed wetenschappelijke uitspraken deed, werden vele daarvan – maar zeker niet alle – begrepen als het resultaat van de toenmalige wetenschap; ze werden niet heilig verklaard. Zelfs als de debatten heviger werden, stelde niemand voor het standpunt van de opponent tot zwijgen te brengen. Er was geen hoogste autoriteit aangaande geloofszaken, Joden kennen geen synode.
Tegelijkertijd waarschuwden veel wijzen dat men van de wetenschap geen afgod moest maken, een alwetende die in principe alle levensvragen beantwoordde.
We noemen ons tijdperk een belangrijk tijdperk, een van het wetenschappelijk onderzoek. In feite is de tijd waarin wij leven een tijdperk geworden van bijgeloof in de onfeilbaarheid van de wetenschap; een welhaast mystiek geloof in haar eigen, boven het mysterie staande methodieken; en bovenal: geloof in externe waarheden. Het is de mentaliteit van de verkeersagent met zijn proefdier-waarheden. (Louis Kronenberg, Company Manners; A Cultural Inquiry into American Life. In: Bobbs-Merill Co, Indianapolis, 1954, pag. 94).
Maar erg genoeg is er veel veranderd. In veel orthodoxe kringen zijn Joodse geloofsvoorstellingen heiliger dan de paus geworden. Ze proberen ineens om het katholicisme van weleer te overtreffen. Ze benadrukken dat de wereld in feite 5.800 jaar oud is; dat het scheppingsverhaal letterlijk genomen moet worden; dat zeven dagen uit 24 uren bestaan, en geen minuut meer; dat er geen basis is voor de evolutietheorie; en dat de wetenschappelijke observaties in de Talmoed regelrecht van de Sinai kwamen. Dat zoiets vroeger gebeurde, toen onze wetenschappelijke kennis beperkt was, is begrijpelijk; maar dat er nog steeds dergelijke aanspraken worden gedaan, is regelrecht om je dood te schamen. We moeten er van blozen. We kunnen er alleen om lachen omdat sommige van deze hopeloze ideeën niet meer serieus worden genomen. Het is kinderwerk. Maar ze zullen uiteindelijk verdwijnen als houtskool dat nog nagloeit maar binnenkort zal uitdoven.
Je kunt natuurlijk zeggen dat de wetenschap misschien op andere gedachten komt. Maar als de basisprincipes van het jodendom niet ondermijnd worden – en dat is het geval – en zolang er geen aanwijzingen zijn dat de wetenschap in de nabije toekomst van gedachten verandert, is er geen enkele reden om de laatste wetenschappelijke opvattingen te verwerpen. En laten we niet vergeten dat het zelfs niet helemaal duidelijk is wat deze religieuze basisopvattingen inhouden! Dus waarom zouden we de moderne wetenschap bestrijden?
Er zijn geen woorden voor de enorme schade die hiermee is aangericht. Het maakt het jodendom in de ogen van veel intelligente Joden lachwekkend, compleet achterhaald. Het verhindert veel zoekende zielen, die weten wat we van de wetenschap kunnen leren, om geïnspireerd te worden. Velen zouden de kudde niet hebben verlaten als ze wisten dat het een ernstige misvatting van het jodendom is, en dat men het jodendom kan beleven als een persoonlijke bron van enorme kracht.
Op dit punt gaan velen van ons, inclusief mijn persoon, in de fout. We stellen de synagoge verantwoordelijk voor dit falen, zoals we honderden jaren geleden de kerk beschuldigden. We zeggen: “Het jodendom heeft gefaald”; “Het is passé”; “Ik doe niet meer mee”. Maar dit soort uitspraken is zowel unfair als onlogisch. Het jodendom is geen institutie buiten ons om, waar je uit kunt stappen zoals je het lidmaatschap van een hockeyclub opzegt. Wij zijn de synagoge, wij zijn het jodendom. Toen Galileo onze kijk op het zonnestelsel omgooide, was het niet alleen de kerk die faalde; wij allen faalden. Zij die vanuit Galileo’s gezichtspunt stellen dat de kerk achterhaald was, redeneren met terugwerkende kracht.
We moeten beseffen dat, hoewel het jodendom fundamentele, eeuwige en goddelijk geïnspireerde principes en kernwaarden kent, deze tevens het product zijn van de tijd waarin ze tot stand zijn gekomen. Ook dat maakt deel uit van Gods plan, ook dat heeft een diepere betekenis. Als de geschiedenis voortgaat en God nieuwe inzichten onthult, is het onze taak om dat in ons denken en in onze religieuze beleving te incorporeren. Dit te ontkennen, betekent God het zwijgen opleggen.
Religie zal zijn vroegere invloed nooit terugkrijgen tenzij het, net als de wetenschap, met verandering weet om te gaan. Religieuze principes mogen eeuwig zijn, uitwerking van deze principes vraagt om voortdurende ontwikkeling. (Alfred North Whitehead, Science and the Modern World, Cambridge University Press, 1925, pag. 234).
Dat is de reden waarom God bezig is om te verhuizen. Hij wil niet wonen in een omgeving waar Zijn voortgaande schepping niet gewaardeerd en zelfs ontkend wordt.
We hebben God vervangen door gebeden, maar weten niet meer tot Wie we dat gebed richten. We gebruiken zelfs de Halacha als voorwendsel om Hem niet te hoeven ontmoeten. We zijn zo druk bezig met het construeren van Halachische problemen en worden zo in beslag genomen door het oplossen van deze problemen, dat we ons er niet van bewust zijn dat we ons achter onze rituelen verschuilen, opdat we ons niet bezig hoeven te houden met de grote vraag naar Gods aanwezigheid. In veel opzichten is dit begrijpelijk. Sinds de Sjoa weigeren we om het probleem van Gods bestaan onder ogen te zien, vanwege de enormiteit van het kwaad dat Hij liet gebeuren. Dus werpen we ons op de Halacha om het probleem te omzeilen. Het probleem van Gods betrokkenheid bij de Sjoa zal waarschijnlijk nooit worden opgelost. We moeten ons echter realiseren dat het doel van het jodendom niet is het oplossen van alle problemen, maar wat te doen als er geen oplossingen zijn. Halacha is de telefoonlijn waarlangs we Hem kunnen bereiken, terwijl de verbinding voortdurend wordt gestoord of wordt afgebroken.
Ondanks de ongerijmdheid van de Sjoa, moeten we terugkeren naar God. Het wordt hoog tijd dat we beseffen dat Zijn wezen van een heel andere orde is dan we ons ooit hebben voorgesteld. Ons denken omtrent Hem is nog steeds infantiel. Om God te begrijpen zou je een vergelijking moeten maken met de computer; er is een groot verschil tussen de harde schijf en wat je te zien krijgt op het beeldscherm. Wat je op het scherm ziet, is iets totaal anders dan wat er op de harde schijf staat. We kunnen de schijf met een heel krachtige microscoop onderzoeken, maar je zult niets zien dat ook maar in de verte lijkt op beelden, kleuren of woorden op het scherm. We vergissen ons als we ons God voorstellen op basis van wat we zien op ‘het scherm van de wereld’. Het zegt helemaal niets over de inhoud van de harde schijf, God zelf. Alles wat we weten is dat Gods wegen – die we alleen kunnen waarnemen met behulp van onze zintuigen – op de een of andere manier verbonden zijn met die harde schijf. Het probleem is dat we zijn gaan geloven dat we God kunnen ‘zien’ door goed naar het scherm te kijken. We hebben echter geen flauw idee van wat zich op de harde schijf afspeelt. De Sjoa zal altijd een onopgelost raadsel blijven, tegelijkertijd zal het de goddelijke schijf nooit ongedaan kunnen maken. (Zie Prof. Yehudah Gellman: God’s Kindness Has Overwhelmed Us: A Contemporary Doctrine of the Jews as the Chosen People. Emunot: Jewish Philosophy and Kabbalah Series, Brighton MA: Academic Studies Press, 2012).
Het zijn degenen die nog steeds niet vertrouwd zijn met God, bij wie de nieuwe inzichten over Hem gevormd worden. Het jodendom zal in ongemakkelijke entourages herontdekt en verder ontwikkeld worden. De behoefte aan transcendente ervaringen, aan een spirituele leidraad, die maakt dat veel jonge mensen blijven zoeken, is enorm. Tal van seculier ingestelde mensen herkennen zich in een nieuw type geestelijk leiders en theologen. Levensbeschouwelijke onderwerpen worden momenteel door veel seculiere Joden van wezenlijk belang gevonden. Hun probleem, en dat van andere gelovigen, is dat de Tora wordt overgebracht op een golflengte die niet is afgestemd op hun eigen spirituele frequentie. We zetten de radio weliswaar aan, maar we horen vreemde geluiden en onbegrijpelijke ruis. Met andere woorden: we hebben een serieus communicatieprobleem. We kunnen er niet langer op vertrouwen dat de oude pijplijn nog werkt. God is verhuisd.
In de wereld van de moderne natuurkunde wordt materie steeds vaker als iets ongrijpbaars gezien. Met ons verstand dringen we door tot plekken waar gevestigde noties als materie en substantie, zoals wij die kennen, niet langer bestaan. Ze zijn getransformeerd tot raadselachtige verschijnselen. Zij zijn verhuisd, en God is met hen mee verhuisd. Wetenschap is ondoorgrondelijk geworden, en deze ontwikkelingen vinden plaats in een tempo dat we niet kunnen bijhouden. Het plaatst ons in een moeilijke positie, het is bijna angstaanjagend. We leven allemaal in een terra incognita, in een mystiek landschap. Zij die zich daarvan bewust zijn, leven; zij die zich er niet van bewust zijn, hebben deze wereld zonder het te weten, al lang verlaten.
De vraag is of we onze synagogen willen verhuizen naar de plek waar God zich nu bevindt. Zullen wij, de religieuzen, tegemoet komen aan de verwachtingen van jonge mensen in koffiehuizen en discussiegroepen die ons zijn voorgegaan? Zullen we hen onze verontschuldigen aanbieden en ons bij hun gesprekken aansluiten? Zullen we een werkelijke religieuze ervaring creëren los van de ons bekende sjoeldiensten? Of zullen we, zoals altijd, de hakken in het zand zetten, de waarheid aanvechten, en straks opnieuw beschaamd achterblijven?
Wanneer zullen we het jodendom op de eerste rij zetten, zodanig dat het weer leiding kan geven in plaats van achter de zaken aan te lopen? Zullen we verhuizen naar Gods nieuwe habitat, of drinken we nog steeds koffie in Zijn oude optrekje waar geen gordijnen meer hangen en waaruit Hij allang is vertrokken?
Dit blijft de grote vraag voor degenen die beweren religieus te zijn.