Deze column is uit het Engels vertaald door Rob Fransman. Voor degenen die de voorkeur geven aan de oorspronkelijke tekst hebben wij de Engelse versie in de vorm van een pdf opgenomen.
Het is vanzelfsprekend dat sportbeoefening nodig is. Het wordt als één van de belangrijkste mitswot beschouwd dat wij ons lichaam in goede conditie houden.
Toch is er weinig dat er op wijst dat in het verleden Joden serieus aan sport deden. Dat is ongetwijfeld te wijten aan historische omstandigheden tijdens de Tweede Tempelperiode. Met de verovering van het land Israël door Alexander de Grote (332 gebruikelijke jaartelling) kwam de infiltratie van de Hellenistische cultuur op gang. Pogingen van Antiochus Epiphanes om Judea te helleniseren, leidden tot de revolutie van de Makkabeeën. Joden werden gedwongen om naakt in de Griekse sportarena’s te verschijnen. Hoezeer zij dat feit ook trachtten te verbergen, daar kon iedereen constateren dat zij besneden waren. Mede daardoor groeide de weerzin tegen het Hellenisme. Sportbeoefening werd geïdentificeerd met de Griekse cultuur en werd taboe verklaard. Toen de Olympische Spelen steeds meer in verband werden gebracht met de bijgelovige cultus ter ere van de Griekse god Hercules, groeide de weerzin nog.
In de Talmoed is weinig te vinden over sport, behalve dat men ergens kan lezen dat het Joden toegestaan is om in Griekse stadions gladiatoren te zien strijden. ‘Omdat schreeuwen misschien het leven van het slachtoffer spaart.’ (1) Dat was inderdaad uitzonderlijk want de Wijzen verboden bezoek aan schouwburg, circus en atletische evenementen vanwege regelmatig voorkomende onethische en wrede praktijken waarin Joden en hun geloof ernstig werden bespot. Zeer interessant is de discussie tussen Rabbi Josef Karo (2) en Rabbi Moshe Isserles (3) of balspelen zijn toegestaan op Sjabbat en feestdagen. (4) Pas sinds de moderne tijd doen meer en meer Joden aan sport.
Is het niet opmerkelijk dat miljoenen mensen geloven sportief te zijn alleen al door het simpele feit dat zij naar een wedstrijd kijken? Fascinerend is het, die tienduizenden fans die als betoverd kijken naar 22 mannen die een bal heen en weer schoppen. Het feit dat de spelers bereid zijn zichzelf leeg te rennen voor het genoegen van duizenden, is een onderwerp dat onze attentie verdient. Maar nog interessanter is het gedrag van het duizendkoppige publiek op de tribune; prijzend of afkeurend, het hoofd schuddend, terwijl schreeuwend hun team van advies wordt gediend. Zij zijn de ‘experts’! Stiekem geloven zij dat zijzelf daar beter hadden kunnen staan. Hun voetbaltalent is immers veel groter dan dat van die ‘amateurs’ op het veld.
Waarom bewonderen wij sportlieden toch zo? Wat is het geheim? Het is het opentrappen van een reeds geopende deur wanneer we stellen dat het kijken naar sport geen sport is. Maar therapeutisch is het wel. De meesten van ons werken voor een baas en hebben hem maar te gehoorzamen. Wat wij werkelijk van hem denken houden we voor ons. Wanneer we naar een voetballer roepen dat hij een sjlemiel is die geen bal kan raken, hebben we het misschien eigenlijk tegen onze werkgever. Het bevrijdt ons van al die opgehoopte frustratie, en lucht enorm op. Eindelijk kunnen we de kunstmatige beleefdheid die op ons werk van ons wordt geëist, even loslaten. We hebben dat nodig, we zijn mensen.
Maar er zijn meer recreatieve activiteiten die onze aandacht verdienen. Psychologen zijn er nog steeds niet helemaal in geslaagd sporten als bobsleeën en skiën uit te leggen. Terwijl schrijver dezes intens geniet van dit winters tijdverdrijf, kan niet worden ontkend dat er bizarre kantjes aan zitten. Het is moeilijk te begrijpen dat wij bereid zijn om meer dan een kwartier een berg te beklimmen om, wanneer wij eindelijk al zwetend en ademloos de top hebben bereikt, die moeite te niet te doen door als een dolle in een paar seconden weer af te dalen. Het is bijna ontmoedigend. Het doet denken aan Sisyphus, de beroemdheid uit de Griekse mythologie, die gedoemd was om een enorme kei naar de top van een berg te rollen. Iedere keer als hij viel moest hij opnieuw beginnen. Het zet aan tot zelfreflectie. Datgene wat voor Sisyphus een marteling was, is voor ons wintersport! We kunnen niet anders dan concluderen dat de mens bereid is te lijden in de overtuiging dat hij aan sport doet. Ook dit verdient onze aandacht! We zijn waarlijk hoogst eigenaardige wezens!
Geïnspireerd door Godfried Bomans.
(1) Avodah Zarah 18b.
(2) Rabbi Yosef Karo (1488-1575) schreef de Shulchan Aruch.
(3) Algemeen bekend als de ‘de Rema’ (1520-1572), hij schreef een commentaar op de Shulchan Aruch.
(4) Shulchan Aruch Orach Chaim 308:45; 518:2,4.