Het Hooggerechtshof heeft weer eens gesproken

Harry Polak

vrijdag 26 maart 2021

Recent sprak het Israëlische Hooggerechtshof zich uit om degenen die langs non-orthodoxe weg in Israël Joods zijn geworden óók onder de Wet op de Terugkeer te laten vallen. Uiteraard is deze uitspraak in progressieve (liberale) en conservatieve kringen toegejuicht.

Het is zonder meer een nieuwe doorbraak. Door het vonnis wordt weer iets afgeknabbeld van het monopolie en de macht van de (ultra)orthodoxie in de Joodse staat. Toch lijkt het een wat minder grote revolutie dan over het algemeen wordt aangenomen. Die conclusie dringt zich op na lezing van diverse nieuwsartikelen en beschouwingen daarover.

Het duurde zo’n vijftien jaar (!) voor het hof tot deze opzienbarende uitspraak kwam. Al in 2005 werden petities ingediend om geriem (‘bekeerlingen’) die via non-orthodoxe rabbinale rechtbanken in Israël Joods waren geworden, op dezelfde manier te behandelen als geriem die die weg in het buitenland hadden bewandeld. De laatste categorie had al (of pas!) in 1988 het recht verworven om als ‘bekeerde liberale of conservatieve Jood een beroep te mogen doen op de Wet op de Terugkeer.

Het Hof wees – zo las ik – ter onderbouwing van de recente uitspraak op een baanbrekend vonnis uit 2016. Toen werd aan een geer die Joods was geworden via een niet (!) aan het (ultra)orthodoxe rabbinaat verbonden orthodoxe rabbinale rechtbank, het recht toegekend een beroep te kunnen doen op de Wet op de Terugkeer. Daarmee was in wezen het monopolie van het (ultra)orthodoxe opperrabbinaat doorbroken.

Bovendien begrijp ik dat al sedert 2002 degenen die reeds het Israëlisch staatsburgerschap bezitten of hebben verworven én een gioer (conversie) via non-orthodoxe weg hebben ondergaan door de overheid worden ingeschreven als Jood. Er bestaat – begrijp ik – sinds die tijd overheidstoezicht op en financiering voor de non-orthodoxe rabbinale rechtbanken. De progressieve en conservatieve bewegingen in Israël zullen geen illegalen, asielzoekers en anderen als geriem toelaten, om te voorkomen dat zij via de Wet op de Terugkeer Israëli kunnen worden in plaats van via de voor hen geëigende procedures.

Door de ultraorthodoxie is furieus gereageerd op de uitspraak van het Hooggerechtshof. De progressieve en conservatieve geriem zijn vergeleken met honden (zie het filmpje in de eerdere link). Voor de ultra’s is er maar één vorm van jodendom en die is volledig gebaseerd op Tora en Talmoed.

De zienswijze van de (ultra)orthodoxie is volkomen begrijpelijk vanuit hún jodendom. Wat mij betreft gaat het niet aan om daaraan te tornen. Zij mogen die starre vorm van jodendom koesteren. Er zijn echter méér manieren om Joods te zijn. Iets wat de orthodoxie niet vermag in te zien. Daarom is het niet vreemd dat verwoede pogingen in het verleden om tot een vergelijk te komen over de gioer zijn gestrand. Het is aan de centrale overheid om de impasse te doorbreken en de pluriformiteit binnen in ieder geval het Israëlische jodendom te erkennen (Israël heeft geen jurisdictie over het jodendom in het buitenland). De democratische rechtsstaat wordt niet geacht positie te kiezen in de kwestie welke vorm jodendom de ‘juiste’ is. Laat staan dat de staat een monopolie geeft aan één vorm van jodendom, in casu de (ultra)orthodoxe stroming. Iets wat Israël als sinds zijn ontstaan doet.

De rechterlijke macht heeft daarom de knoop doorgehakt, omdat de politici er onderling niet uitkwamen. Zouden de politici het überhaupt serieus hebben geprobeerd hebben, vraag ik me af.

Een meerderheid van de Joodse Israëli’s onderschrijft de legitieme rechten van non-orthodoxe stromingen. De door hen gekozen politieke vertegenwoordigers zijn er echter nog steeds niet in geslaagd om de politieke chantage van het (ultra)orthodoxe rabbinaat bij het vormen van parlementaire meerderheidsregeringen te doorbreken.

Het is een kwestie die al speelt sinds de wording van de staat Israël. Toen leidde de controverse tussen staat en (ultra)orthodoxie al tot forse problemen, waarop Ben-Goerion besloot de kwestie te parkeren en daarom een status quo rond “staat en religie” voor te stellen. De situatie van toen is echter drastisch veranderd, dus hoezo status quo? De Israëlische samenleving van nu wordt in hoge mate gedomineerd door de (ultra)orthodoxen, die hun macht in de Knesset goed weten uit te buiten, en dat terwijl ze met ruim tien procent van de zetels niet al te groot zijn.

Tal van met religie samenhangende kwesties zijn nog steeds niet opgelost, zoals de macht van het (ultra)orthodoxe opperrabbinaat, het burgerlijk huwelijk, volledige erkenning van non-orthodoxe stromingen, effectuering van een deel van de Kotel (Klaagmuur) voor non-orthodoxe stromingen.

Wat dat laatste betreft: in 2016 werd een opvallend compromis bereikt tussen de orthodoxie en de andere twee stromingen in Israël. De non-orthodoxie kreeg een verafgelegen deel van de Kotel toegewezen waar egalitaire diensten konden worden gehouden. Vrouwen kunnen daar onder meer zonder problemen uit de Tora lezen. Er werd inderdaad om de hoek van de vertrouwde Kotel een heel bescheiden platform gebouwd. Toen er plotseling een stuk steen uit de Klaagmuur op het platform viel, werden er geen serieuze pogingen gedaan om een en ander netjes te herstellen. Erger was dat het compromis over de Kotel door Netanjahoe in de koelkast werd gezet. De regering was akkoord gegaan, doch daarna dreigde de (ultra)orthodoxie zijn kabinet op te blazen. Zo gaat het vaker. Op papier wordt er van alles bereikt, doch in werkelijkheid verandert er weinig, omdat de ultra’s als punt bij paaltje komt alles blokkeren. Plus dat ze daarmee wegkomen.


Deel van de Kotel (Klaagmuur) bestemd voor diensten van mannen en vrouwen samen. Op de foto is de steen te zien die in 2018 uit de muur viel op het kleine platform (bron: Times for Israel)

Het meest bizar is echter de verruiming van de Wet op de Terugkeer (één Joodse grootouder is genoeg om Israëli te kunnen worden) in de jaren zeventig. Die leidde tot twee soorten Joden: zij die door het opperrabbinaat worden gezien als Joden en zij die niet als zodanig worden erkend. Met als gevolg dat zij niet kunnen trouwen in hun eigen land. Er is overigens wel een alternatief voor bedacht in de vorm van een samenlevingscontract dat nagenoeg dezelfde rechten schijnt te geven. Dit contract is echter geen succes. Er wordt weinig gebruik van gemaakt.

Tot op heden heeft de Israëlische samenleving nog steeds geen oplossing gevonden voor deze splijting binnen de Joodse sector. Het is om te huilen. Gelukkig verzaakt de rechterlijke macht zijn plicht niet. Dat zou een voorbeeld moeten zijn voor de andere twee poten van de Israëlische trias politica, dus Knesset en kabinet. En die willen nota bene de rechterlijke macht beteugelen, want ze houden er niet van op de vingers te worden getikt door de rechters.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2024

Columns 2023

Columns 2022

Columns 2021

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016