Op 7 juni 2015 hield de Israëlische president Reuven Rivlin een toespraak tijdens de vijftiende jaarlijkse Herzliya conferentie. Rivlin was toen één jaar president. De Herzliya conferenties worden georganiseerd door het IPS, het Institute for Policy and Strategy, dat onderdeel is van de IDC te Herzliya.
Onze jongste dochter studeerde aan het IDC, het Interdisciplinary Center, een internationale particuliere opleiding op universitair niveau. Er studeren tegenwoordig zo’n 8.000 studenten aan het IDC, de meesten komen uit Israël, een kwart komt uit negentig andere landen, ook uit Nederland. “Vrijheid en verantwoordelijkheid” staan hoog in het vaandel van deze prestigieuze opleiding, die daarnaast ook uitgaat van het zionistische gedachtegoed. Het zal wel toeval zijn, doch deze opleiding past wat dat betreft goed bij Herzliya, de stad die is genoemd naar de vader van het zionisme.
Wat betoogde Rivlin in zijn speech? Hij wees op het tribale karakter van de Israëlische samenleving. Dit is onder andere te zien aan het onderwijssysteem, waarin iedere stam (of ‘zuil’, om een Nederlands begrip te gebruiken, al is het niet hetzelfde) zijn eigen scholen heeft. De vier schoolsectoren hebben elk hun eigen lesplan, al volgen zij wel – voor zover ik weet – de opbouw van basisschool – middenschool – ‘highschool’.
De basisschool omvat zes klassen of groepen, de middenschool duurt drie jaar en het hogere vervolgonderwijs heeft dezelfde duur. De leerplicht strekt zich over de gehele periode uit. De ganiem (kinderopvangplekken) die aan de leerplicht voorafgaan, bereiden al voor op de basisschool door het aanleren van het alfabet en dergelijke. Leren is nu eenmaal een opdracht in het jodendom. Daarover is geen discussie, de vraag is wát je hoort te leren.
De ultra-orthodoxen (charediem) gaan bij hun scholen uit van Tora en Talmoed. Seculiere vakken, zoals wiskunde en Engels, komen er bij hen niet in. De moderne orthodoxie (datiem) besteedt op haar nationaal-religieuze scholen wel aandacht aan seculiere vakken, naast de religieuze inhoud. Het grootste deel van de Israëlische jeugd (chiloniem) bezoekt seculier onderwijs met volop aandacht voor seculiere vakken, hoewel jodendom eveneens op het lesprogramma staat. De vierde sector wordt gevormd door de Arabische scholen, waar in tegenstelling tot de andere scholen les wordt gegeven in het Arabisch. Ook de Arabische cultuur en islam (maar er zijn ook Arabische christenen!) staan op het lesrooster. Vanzelfsprekend staat het vak Hebreeuws op het programma, net zoals Arabisch een vak is op de meeste andere Israëlische scholen, al lopen veel leerlingen daar niet warm voor. Duits was in Nederland ook niet populair na de Tweede Wereldoorlog.
Het voorgaande is niet volledig. Zo zijn er scholen, een handjevol slechts, waar les wordt geven in het Hebreeuws én Arabisch. Er wordt bovendien veel aandacht gegeven aan kennis over elkaars culturen om de in Israël bestaande scheidslijnen te doorbreken. Er valt nog veel meer op te merken over het onderwijssysteem, wat onder andere gebeurde in een CIDI-lezing door BenLev-Kadesh. Maar wat zei Rivlin nou over die vier stammen?*
De president wees erop dat de Israëlische samenleving gestaag aan het veranderen is qua bevolkingsopbouw. Dat toonde hij aan door zijn toehoorders twee cirkeldiagrammen te tonen. Hij vergeleek de cijfers uit 1990 met die uit de ramingen over 2018. Het aandeel van de seculiere leerlingen neemt af en op de charedische (ultra-religieuze) scholen is een sterke toename te zien. Op de andere ‘twee stam-scholen’ is sprake van enige toename. De seculiere schooljeugd is zijn de meerderheid aan het kwijtraken. Rivlin sprak de verwachting uit dat de vier stammen op den duur wel eens even groot kunnen worden.
In een ouder artikel uit 2009 in Haaretz werd ingeschat dat in 2030 de seculiere scholen in de minderheid zullen zijn. De charedische en Arabische scholen zouden wel eens zo’n zestig procent van de schoolgaande jeugd kunnen omvatten.
Grafiek met percentages schoolgaande jeugd naar diverse Israëlische schoolsectoren. Donkerblauw=Arabisch; groen=ultraorthodox; blauw=nationaal-religieus; lichtblauw=seculier
Rivlin benadrukte dat het er wat hem betreft niet om gaat de veranderingen te omschrijven in termen van ‘dreiging’ of ‘gevaar’. Dat er verschuivingen plaatsvinden, is gewoon een feit. Het gaat erom hoe Israël – als uitdrukking van het zionistische ideaal – daar het beste mee om kan gaan. Zowel de ultra-orthodoxen als de meeste Arabieren onderschrijven het zionisme niet als basis voor de staat Israël. Daarnaast dragen deze sectoren het minst bij aan de economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende welvaart; vooral de ultra-orthodoxe sector niet.
Het staatshoofd wees op drie belangrijke zaken die voor ogen gehouden dienen te worden bij het zoeken naar een oplossing voor de spanning tussen de in gang gezette bevolkingstendensen en de zionistische grondslag van de staat. Allereerst mag geen enkele stam het idee of gevoel hebben dat ze in hun identiteit en bestaan worden bedreigd door de andere(n). Voorts dient iedere stam zich verantwoordelijk te voelen voor het vinden van een oplossing. Zeker als het gaat om het ordentelijk samenleven en handhaven van de welvaart. Ten derde horen gelijkwaardigheid, gelijke rechten en plichten voorop te staan. Als vierde noemde Rivlin het van groot gemeenschappelijk belang om te zoeken wat ‘Israëli zijn’ in elk geval moet inhouden. Anders gezegd: wat bindt de leden van iedere stam aan het gezamenlijke land?
Israël heeft in zijn ruim zeventigjarig bestaan veel stormen doorstaan. Hoe zal het gaan met deze niet geringe uitdaging?
* Zie ook de lezingenreeks van het Menachem Begin Centrum (de eerste van de vier).