Toen Pesach in zicht kwam, werden we gebeld door een reporter die bezig was om een programma over oliem (immigranten) voor een of andere Israëlische tv-zender te maken. Het ging niet door want het moest in het Hebreeuws. Zo ver zijn we helaas nog niet. Thema van de uitzending was hoe oliem het vinden om voor het eerst een seder in Israël mee te maken. Nu was het voor ons niet de eerste keer. De vorige keer waren we echter op bezoek, inmiddels zijn we heuse ingezetenen.
Het voelde niet heel anders deze keer. Er werd van ons verwacht dat we zoveel mogelijk meedoen met het lezen van de Hagadah. De vorige keer was het net zo. Ik lees nog maar langzaam en allerminst foutloos Hebreeuws. Dat wilde ik niemand aandoen dus heb ik de fonetische tekst gebruikt en dan gaat het vlot, op hele lastige woorden na. Ik doe altijd heel erg mijn best om de klemtoon goed te leggen en het accent zoveel mogelijk te verbergen. Achteraf kreeg ik dan ook het compliment dat ik over een jaartje wel goed Hebreeuws zou spreken. Dat betwijfel ik. Het compliment heb ik dankbaar geaccepteerd.
Israëli’s maken er een sport van om door de Hagadah heen te racen. De vorige keer was het na het eten helemaal afgelopen, dus er werd niet gebensjt en ook de rest kwam niet meer aan bod. Het was heel gezellig, dat wel. Deze keer werd het serieuzer aangepakt - zonder dat de gezelligheid werd vergeten. Dat racen hoorde er nog steeds bij. Maar er werd ook af en toe gezongen en heel soms was er wat discussie. Zowel de vorige als de afgelopen keer zaten er mensen aan tafel die de liberale seder bij ons in Holland hadden meegemaakt. Ze moesten kwijt aan de anderen dat er bij ons heel veel gezongen werd en dat er veel werd gediscussieerd in Holland. Ze waren verbaasd dat we de Hagadah ook in Nederland in het Hebreeuws lezen, zij het veel langzamer dan hier. Ik denk overigens dat een orthodoxe seder in Nederland meer weg heeft van de seder in Israël. Althans wat betreft de leessnelheid. In Nederland zal ook bij de orthodoxie wel meer gezongen worden dan bij de gemiddelde seder hier, vermoed ik.
Na Pesach werden we gebeld door De Telegraaf. Of we wilden meewerken aan een interview over de vraag waarom Nederlandse Joden naar Israël vertrekken. Het ging telefonisch vanuit Nederland. De journalist leek wat teleurgesteld toen wij niet met een verhaal kwamen over toegenomen antisemitisme als reden voor vertrek. Niet dat we vinden dat de sfeer er voor Joden beter op wordt, integendeel. Voor ons was het echter geen motief om te vertrekken. We wilden ons voegen bij onze dochter, zoals ik in een vorige gastcolumn heb uiteengezet. Al moesten we daarvoor twee andere dochters (en ook twee kleinkinderen) achterlaten, wat nog steeds heel moeilijk is en ons heel lang ervan heeft weerhouden om op alija te gaan. De journalist verpakte ons motief als ‘een praktische reden’.
Recent werden we opnieuw gebeld door een Nederlandse journalist. Of we wilden meewerken aan een interview over de vraag waarom we Nederland achter ons hebben gelaten (nou ja, min of meer dan) … De journalist bleek een freelancer te zijn die al vier jaar in Israël en de Palestijnse gebieden werkt. Het artikel dat hij voor ogen had, zou worden aangeboden aan het Algemeen Dagblad. We kregen nu meer de kans om er echt voor te gaan zitten dan in het geval van het telefonische interview door de grootste krant van Nederland. In mijn vriendenkring door velen gezien als een krant die niet alleen fout was in de oorlog, maar nog steeds de verkeerde kant kiest. Sommigen zeiden zelfs dat zij niet zouden hebben meegewerkt aan zo’n Telegraaf-interview. Tja.
Beide keren viel me op dat de journalisten heel benieuwd waren of wij als Joden waren uitgescholden, bespuugd of anderszins onheus of zelfs gewelddadig bejegend waren. Dat gebeurt helaas volop en bepaald niet alleen vanuit allochtone kring – zeker als je gekeppeld door het leven gaat. Beide journalisten waren totaal niet onder de indruk toen ik vertelde dat ik geen last had gehad van dat soort antisemitisme maar wel van iets anders, wat naar mijn idee net zo akelig is. Ik had namelijk ronduit last van antizionisme, zowel uit allochtone als uit autochtone kring. Als er weer eens oorlog was rond en in Gaza kreeg ik van alles naar mijn hoofd: moordenaars zijn die Israëli’s, ze slachten een heel volk af en dat na wat Joden zelf hebben meegemaakt, en noem maar op. In het gunstigste geval werd me bezworen dat men niks tegen Joden had, het ging om die verschrikkelijke Israëli’s of zionisten, zoals steeds vaker wordt gezegd.
Er is natuurlijk verschil of je alle Joden van de aardbodem wil laten verdwijnen, zoals de nazi’s in Europa in hoge mate gelukt is, of dat je vindt dat Israël als Joodse staat ‘gewoon’ opgedoekt moet worden, dat Israël een tragische vergissing is die eigenlijk ongedaan moet worden gemaakt, dat Joden eigenlijk geen enkel recht hadden om hier een eigen staat uit te roepen, of dat Israël alles maar dan ook alles fout doet en niets maar dan ook niets goed.
Israël is bedoeld als veilige thuishaven voor Joden na alles wat er in de geschiedenis is gebeurd. Het land is er gekomen omdat het Joden ontbrak aan een eigen land waar ze naartoe konden uitwijken als het antisemitisme weer eens de kop op stak. Dus ‘niks tegen Joden, alles tegen Israël’ gaat er bij mij niet in. Je hebt onmiskenbaar iets tegen Joden als je Joden Israël misgunt. Achter Israëls bestaansrecht staan, hoeft daarbij allerminst in te houden dat je tegen een (vreedzame) Palestijnse staat bent.
Kritiek op Israël, desnoods heel forse, is van een andere orde. Maar wees dan net zo kritisch op andere landen en partijen in de regio die het conflict tussen Israël en de Palestijnen hebben gevoed en nog steeds aanwakkeren. Joden het recht onthouden om er een eigen land op na te houden, nota bene in het gebied waar Joden als volk en het jodendom zijn ontstaan en waar altijd kleine groepen Joden zijn blijven wonen, is voor mij evenzeer een verwerpelijke vorm van antisemitisme – in een nieuw jasje.
Alles bij elkaar zijn wij hier naartoe gekomen, niet als vlucht voor toenemend antisemitisme, maar vanuit een zionistisch gevoel – zij het na veel plussen en minnen over de wenselijkheid en haalbaarheid. We weten heel goed dat er moeilijke kanten zitten aan de wordingsgeschiedenis en het optreden van dit land, net zoals aan de wording van Turkije en Griekenland of Pakistan en India.
Het is bizar om te lezen dat wij – zoals Abu Jahjah stelt – zouden wonen in het huis van een Palestijn en dat hier Apartheid heerst, zoals destijds in Zuid-Afrika. Gelukkig had de Volkskrant onlangs een interessante reportage over huiskamergroepen van Israëlische kolonisten, Arabieren/Palestijnen en anderen die het conflict spuugzat zijn en met elkaar naar een oplossing willen zoeken om het land te delen. Daar zal het toch op één of andere manier op uit moeten draaien. Zij eruit of wij eruit is geen optie.