Het begon al aardig op zoiets als een fossiel Sovjet-vijfjarenplan te lijken. Ik bedoel het besluit om ons in Israël aan te sluiten bij een progressieve Joodse gemeente. We bleven het uitstellen om allerlei redenen die, als we eerlijk zijn, neerkwamen op alsmaar wegduwen.
We namen eerst poolshoogte bij Beth Daniël in het noordelijke deel van Tel Aviv. Het deed ons qua sfeer denken aan onze kehilla in Amsterdam. De diensten zijn echter veel progressiever. Het liberaal jodendom in Amsterdam is veel en veel traditioneler dan hier en dat ligt ons beter. Het “koffie drinken” na de dienst kwam ons vertrouwd voor. Maar Beth Daniël vonden we toch wel wat ver weg van Herzliya.
In Herzliya ontdekten we een hele sympathieke conservatieve sjoel. Niet ver van Beth Juliana. De sjoelbezoekers waren vriendelijk. De rabbijn was uiterst open en invoelend. Het is een veel kleinere en intiemere gemeente dan Beth Daniël, waar je je veel anoniemer kunt wanen. We voelden ons daardoor indringers in de kleine hechte gemeenschap. We konden ons daar niet overheen zetten. Daarvoor kwamen we te weinig, moet ik bekennen.
Na onze verhuizing naar Ra’anana vonden we dat het de hóógste tijd werd om de knoop door te hakken. De progressieve gemeente daar kenden we al enigszins. Dat begon ooit tijdens een bezoek aan Israël, toen we nog in Nederland woonden. De groep waar we mee reisden had ook Beth Shmueli op het programma staan. Nadat we eerder met de groep een dienst in een zeer eenvoudige progressieve huiskamersjoel in Jeruzalem hadden bijgewoond, vielen we stijl achterover van verbazing toen we de sjoel in Ra’anana betraden: mooi, groot en best luxe.
De tweede keer dat we deze sjoel bezochten, was met de Hoge Feestdagen in 2017. Het was een flinke tippel van ons huis naar Beth Shmueli op Jom Kipoer, maar het was de moeite waard. Al vonden we de samenzang van de vrouwelijke rabbijn en de voorzanger niet erg geslaagd. Zij zong prachtig en hij minder. Misschien was het oké geweest als hij alleen had gezongen, maar samen …
De derde keer dat we daar kwamen, was op een vrijdagavond, toen we nog in Herzliya woonden. Er was amper minjan (we voelden ons weer indringers) en de dienst had een hoog ‘lalala-gehalte, maar daar hebben we ons maar overheen gezet. Dankzij de openheid van de andere, ongetwijfeld trouwe bezoekers en niet in de laatste plaats door de vrouwelijke rabbijn. Na afloop van de vrijdagavonddienst heb ik haar de groeten gedaan van een vrouwelijke rabbijn uit Nederland, want die twee kennen elkaar goed.
Tot een vierde bezoek is het ‘vanwege corona nog niet gekomen. Geen normale sjoeldiensten, wel Zoomdiensten. Het is er nog niet van gekomen om in te zoomen. Ondertussen zijn we wel alvast lid geworden en hebben we een uitgebreid kennismakingsgesprek gehad met rabbijn Chen. Zij weet nu van alles van onze Joodse omzwervingen die ons uiteindelijk naar Israël brachten.
Het wankele (!) fundament van mijn Joodse gevoel kreeg ik vanuit huis mee. Het kreeg vastere vorm tijdens de puberteit. Bij Haboniem, waar ik vrij kort bij heb gezeten, kreeg ik het socialistisch-zionistische jodendom met de paplepel ingegoten. Nadat ik ging studeren in Amsterdam verwaterde de boel totdat mijn vader overleed en we kinderen kregen. Die tweede ontdekkingsreis naar het Joodse leven mondde uit in een lidmaatschap met het hele gezin bij de Liberaal-Joodse Gemeente Amsterdam.
Buiten Israël kan je eigenlijk niet om lidmaatschap van een Joodse gemeente heen als je serieus werk wil maken van Joodse binding en de behoefte hebt om er overduidelijk uitdrukking aan te geven. In Israël zelf hoeft dat niet. Jodendom en Joden zijn overal om je heen. Daarvoor hoef je niet naar sjoel, zoals in de diaspora. Je gaat hier naar sjoel als je religieus bent, wat de meeste Israëli’s niet zijn. Dat geldt ook voor ons, al vinden we Joodse tradities wel belangrijk en willen we die in ere houden.
Dat verklaart ook een deel van ons talmen om ons ergens bij aan te sluiten. Niettemin wilden we het wél en hebben we het dus nu gedaan om twee redenen: allereerst is het een manier om het progressieve jodendom te versterken in Israël, dat als Joods land aan de (ultra)orthodoxie het monopolie heeft gegeven om het Joodse leven te bepalen. Ten tweede is het prettig om een kring om je heen te hebben, om ergens bij te horen. Dat kan natuurlijk op vele manieren. Zo geeft het deelnemen aan bijeenkomsten van Irgoen Oleh Holland ook het gevoel bekenden om je heen te hebben. Een sjoelgemeenschap is anders, omdat je daar hoogte- en dieptepunten van het leven met elkaar kunt delen: geboorte, besnijdenis, bar en bat mitswa worden, huwelijk, ziekte en afscheid van het leven.
In Israël worden (ultra-)orthodoxe sjoels door de staat onderhouden. Je hoeft geen lid te worden en contributie te betalen. De liberalen en conservatieven moeten helaas nog steeds de eigen broek ophouden en om die reden vragen zij contributie. Beduidend lager dan we gewend waren bij onze LJG in Amsterdam. Maar daar zitten de eeuwige grafrechten in de contributie. Dat is niet het geval in Israël waar iedere staatsburger automatisch een begrafenisverzekering heeft via de Nationale Verzekering. De lewaja wordt verzorgd door de chewra kadisja,net als het eeuwige graf. Ongetwijfeld zullen er wel kosten verbonden zijn aan de matsewa die wordt geplaatst. In Israël gebeurt dat dertig dagen (sjlosjiem) na de begrafenis.
Degenen die niet Joods zijn of niet als zodanig worden erkend, kunnen niet worden begraven op een Joodse begraafplaats. Daarvoor zijn enkele algemene begraafplaatsen ingericht (andere religies hebben gewoon hun eigen begraafplaatsen). Ik heb begrepen dat het ook mogelijk is je te laten cremeren in Israël, al is dat zeer uitzonderlijk. Het is een regelrecht taboe in de Joodse staat en de kosten worden zelfs niet eens gedekt door het Nationale Verzekeringsinstituut.
De lezer vraagt zich wellicht af waar die uitweiding over de dood vandaan komt. Welnu, mijn acht jaar oudere en enige broer is onlangs in Nederland overleden. Toen hij ruim een maand geleden plotseling in het ziekenhuis werd opgenomen vanwege een bacteriële infectie aan zijn rechterknie bleek dat hij allerlei ernstige lichamelijk mankementen had. Op een gegeven sloeg ook nog Covid-19 toe. Die ziekte gaf de genadeklap. Het ging nadat hij positief was getest (hij kreeg last van hoesten en benauwdheid) opeens razend snel bergafwaarts. Het was nauwelijks te bevatten.
Op zulke momenten doet het extra pijn als je ver weg zit. Gelukkig hebben we elkaar via de telefoon veel gesproken tijdens zijn laatste weken. Vlak voor zijn dood, toen het nog redelijk leek te gaan met hem, al vreesde ik het ergste, hebben we nog via WhatsApp met elkaar gebeld. Omdat zijn vrouw en jongste zoon in quarantaine moesten, besloot zijn gezin om die én om andere redenen dat er geen plechtigheid zou zijn bij de crematie die hij uitdrukkelijk wenste. Naar Nederland komen om erbij te zijn had daarvoor dus geen zin. Voorts was het erg onverstandig geweest vanwege het coronagevaar om mijn schoonzus en neven te omhelzen, terwijl dat nu juist iets is wat je het liefst zou willen doen. Daarbij kwam nog het risico op Covid-19 voor ons – daar we vanwege onze leeftijd tot de risicogroep behoren – door te gaan vliegen en in Nederland te verblijven.
Mijn vrouw en ik en onze dochters moeten het daarom doen met onze herinneringen aan mijn broer, hun zwager en oom. Zijn oudste zoon en vrouw plus twee van hun drie jongens hebben ons al eens in Israël opgezocht. Mijn broer zag er om onduidelijke redenen vanaf, al sloot hij het niet helemaal uit. Het zit er niet meer in. Vaarwel lieve broer van me.