Ra’anana, onze woonplaats, bestaat een eeuw. Dat gaat niet ongemerkt voorbij, want er zijn wat feestelijkheden op touw gezet. Op de website van de gemeente Ra’anana, klemtoon op de voorlaatste lettergreep, is een historisch onderdeel te vinden waar een en ander uit de doeken wordt gedaan over het ontstaan en de ontwikkeling van de stad.
Ra’anana is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor vers, fris. De plaats werd opgericht door New-Yorkse Joden. In de periode dat veel Joden uit Rusland vertrokken en in de Verenigde Staten een nieuw leven probeerden op te bouwen, waren er daar ook al zionistische Joden die zich op erets Jisraeel oriënteerden. Er was een organisatie onder de naam Achoeza (landhuis) die geld inzamelde om grond te kopen in het toenmalige Palestina, dat onder Turks gezag stond. Eerst werd getracht grond aan te kopen in de buurt van Haifa, doch door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging dat niet door. Na afloop van de oorlog werd de draad weer opgepakt en uiteindelijk viel de keus op grond elders, dat wil zeggen waar Ra’anana is verrezen. Het ging om desolaat gebied dat grensde aan een Arabisch dorp genaamd Khirbet-Azzoen of Tabsoer. Daar is niets meer van te zien, nadat de Arabieren hun huizen verlieten tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog.
Op de stedelijke website valt te lezen: “… in 1936 verklaarde de Britse Mandaatregering Ra’anana tot een onafhankelijke gemeente met grondwettelijke en gemeentelijke geldigheid. Baroech Ostrovsky is officieel benoemd tot hoofd van de raad.” (vertaling door Google)
Tegenwoordig is Ra’anana een vrij welvarende plaats met zo’n 80 tot 90.000 inwoners. En er zullen er nog meer bijkomen, want er wordt een hele nieuwe wijk bijgebouwd. De stad wordt gezien als één van de beste plaatsen om te wonen in Israël. De bevolking is overwegend hoog opgeleid. Het is de woonplaats van de huidige premier Naftali Bennett en zijn gezin.
Er is weinig werkeloosheid. Er zijn diverse grote high tech-bedrijven gevestigd. Veel immigranten komen uit Engelstalige landen, doch er zijn ook veel nieuwe inwoners afkomstig uit Spaanstalige landen en de laatste tijd uit Frankrijk. Uiteraard zijn er ook bewoners met een Russische achtergrond.
Ra’anana heeft stedenbanden met acht steden in de wereld. Daaronder bevindt zich het Nederlandse Opsterland. Naast twee Duitse steden, een Franse, Italiaanse, Poolse en een Amerikaanse stad, plus Tainan (op Taiwan).
Ra’anana kan worden gezien als een groene stad, dat wil zeggen dat er aantoonbare aandacht is voor het milieu.
De stad heeft redelijk veel, namelijk meer dan gemiddeld, orthodoxe bewoners. Dat is goed te merken op sjabbat en op feestdagen. Je kunt je dan bijna in Jeruzalem wanen. Er zijn circa zeventig sjoels, waaronder onze progressieve sjoel en er is ook een conservative sjoel. In onze straat bevindt zich een jesjiwa (Talmoedschool), maar die ademt geen hele strenge ultraorthodoxe sfeer.
In de inleiding van het historische stuk op de website merkte de huidige burgemeester Chaim Broida onder andere het volgende op: “In Ra’anana leven seculier en religieus zij aan zij, oudgedienden en nieuwe immigranten, jong en oud leven in harmonie samen, op basis van wederzijds respect en begrip voor het wereldbeeld van de ander. Ra’anana is een voorbeeld en symbool van een stad die de waarden tolerantie en inclusie hooghoudt.” (vertaling door Google met aanpassingen van mijn kant)
Ons trappenhuis met zijn acht families telt drie religieuze families, de rest is traditioneel of seculier. Elke sjabbat en op de feestdagen wordt ervoor gezorgd dat de elektrische deuropener niet hoeft te worden gebruikt, door een kartonnetje in het slot te stoppen. Gelukkig wordt de lift niet op de sjabbat-stand gezet, anders zou die constant op en neer gaan en op elke verdieping stoppen. Dat zou lawaai zou geven als de liftdeur telkens open en dicht gaat plus dat het de elektriciteitsrekening zou opdrijven. De religieuzen pakken de trap en dat doen wij meestal ook. Dat is nu eenmaal gezonder; bij ons speelt niet het verbod om licht te ontsteken. De meesten in ons gebouw (er zijn twee portieken) laten de auto staan op sjabbat en feestdagen; wij behoren tot de minderheid die er wel met de auto op uit trekt, zij het niet elke sjabbat. Soms voegen we ons bij degenen die de auto laten staan.
Religieuze en seculiere Joden zijn elkaar schatplichtig als het om Israël gaat. De religieuzen hebben door de eeuwen heen de Joodse tradities hooggehouden. Zij hebben de Tora in ere gehouden en overgeleverd als ‘het draagbare vaderland’. De seculieren hebben het vastgeroeste idee doorbroken dat de verbanning uit het oude Joodse land een eeuwige straf van God is. Seculieren hebben het initiatief naar zich toe getrokken en niet langer gewacht op de Masjiach om terug te keren naar het oude vaderland.
(Het doet me denken aan dat mopje van de gelovige Joodse familie die naar het dak van haar huis vluchtte tijdens een watersnoodramp. Al biddend wachtten ze op de redding. Ze stuurden twee reddingboten weg, want zij vertrouwden slechts op de Allerhoogste. Ook de helikopter die hen de laatste kans bood op redding werd om die reden weggestuurd. Nadat ze waren verdronken, werd door de drenkelingen aan de Allerhoogste gevraagd waarom hij niets voor hen had gedaan, waarop de Eeuwige antwoordde: “Niets gedaan? Hoe bedoel je? Ik heb twee boten en een helikopter gestuurd!”)
Nadat Joden in het Westen burgerrechten kregen en de muren van de getto’s waren gevallen, konden seculiere Joden onder de vleugels van de rabbijnen vandaan komen. Daarop ontdekten zij (Dreyfus! Herzl!) dat echte bevrijding voor Joden als individu, gemeenschap en vooral als volk slechts kon plaatsvinden in een eigen land.
Zoals uit de geschiedenis van onze woonplaats blijkt, is het niet zo dat Israël pas na de Sjoa ontstond. Al sinds het eind van de achttiende eeuw was sprake van Joodse immigratiegolven vanwege het sterke antisemitisme in Oost-Europa. Tijdens het Interbellum, na de Balfour-verklaring en de uitspraak van de League of Nations (1922) dat de Joodse aanspraken op het Heilige Land legitiem waren, is gewerkt aan staatsvorming. Toen de VN na de Tweede Wereldoorlog, waarin één op de twee Joden in Europa werd vermoord door de nazi’s en hun handlangers, de twee statenoplossing lanceerde, was Israël daar al geruime tijd klaar voor.
Het wordt de hoogste tijd dat de Palestijnen de bladzij omslaan in hun geschiedenisboek (luister naar Einat Wilf, op Twitter of op de AIPAC app).
Er is zeker veel akeligs gebeurd in de afgelopen honderd jaar en meer. Er is Palestijnen veel aangedaan door Joden – én net zo goed andersom! Palestijnen hebben tevergeefs van alles geprobeerd om Israël weg te krijgen: oorlog, terreur, diplomatieke acties tegen de Joodse staat. Eén ding is door hen nog steeds niet echt geprobeerd: serieuze vredesonderhandelingen voeren plus afronden met een goed compromis, waarna kan worden gebouwd aan vreedzaam samenleven tussen Palestijnen en Joden, ieder in hun eigen staat (luister naar het lange debat tussen Andrew Sullivan en Yossi Klein Halevi).
Het valt Joden niet te verwijten dat ze zijn teruggekeerd naar de geboortegrond van het Joodse volk, waar ruimte is voor een Joodse én een Palestijnse staat. Je kan het Joden hooguit aanrekenen dat ze zo lang hebben gewacht met terugkeren.