We waren voor de derde keer sinds onze alijah eventjes in Nederland. Tien dagen plus twee reisdagen. Tot nog toe zijn we ongeveer eens per jaar geweest. Uiteraard om familie (de broer van mijn vrouw, plus mijn broer inclusief aanhang) en vrienden op te zoeken. En ook om te ervaren hoe het is om terug te zijn, te constateren wat er is veranderd, musea te bezoeken en dat soort zaken.
Het oorspronkelijke plan was ergens in oktober of november te gaan, als de vliegprijzen laag zijn. Onze dochter die in Spanje woont, besloot echter al in september op en neer te gaan naar Nederland. Haar schoonouders zijn namelijk in deze maand jarig. Dus besloten we in ongeveer dezelfde periode ook af te reizen naar ons oude, vertrouwde woonland. Dure periode om te reizen, al waren de Transavia-tarieven nog best redelijk te noemen. We wilden haar, onze kleinzoon plus haar partner graag weer even tegen ons aan drukken.
Omdat Jom Kipoer in onze vakantie viel, reserveerden we plaatsen in de sjoel van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam. We hebben genoten van het weerzien met vrienden in sjoel en vooral van de diensten. Zowel van Kol Nidree als van de lange dienst op Jom Kipoer overdag. En zowaar werd ik – geheel onvoorbereid – opgeroepen, omdat iemand anders was uitgevallen. Tot onze aangename verrassing werd aan het eind van de Kol Nidree-dienst ‘Adon haselichot’ gezongen. Vorig jaar hoorden we dat voor het eerst in de progressieve sjoel van Ra’anana. Het werd prachtig gezongen door de vrouwelijke rabbijn, die een ijle stem heeft, en we waren gelijk helemaal weg van de melodie. We begrepen dat het bij de LJG Amsterdam vorig jaar voor het eerst te horen was. Daarvoor hadden we dus niet op alija hoeven te gaan …
Het is voor ons nog steeds zoeken naar een sjoel(gemeenschap) die als een soort opvolger – of is het meer een surrogaat – kan doorgaan voor onze kehilla in Amsterdam. Iedere sjoel is anders, geen sjoelgemeenschap is hetzelfde, dat beseffen we. Toch hebben we onze draai hier nog steeds niet gevonden. We pendelen wat op en neer tussen drie verschillende sjoels, zoals Beth Daniël in Tel Aviv, die we al kenden van de tijd vóór onze alija. We vinden het daar wel heel erg progressief en het is ook wat ver weg vanuit Herzliya. Anderzijds doet het wel een beetje aan de LJG Amsterdam denken.
De andere sjoel die we hebben bezocht, was de zojuist genoemde in Ra’anana. Omdat die op redelijke loopafstand van ons huis ligt (circa drie kwartier) is dat een goede sjoel om te bezoeken op Jom Kipoer, wanneer Israëli’s de auto’s laten staan. Ra’anana kennen we eigenlijk niet zo goed, want we werden afgeschrikt door een chazzan die naar onze smaak vrij vals zong, in tegenstelling tot de vrouwelijke rabbijn daar.
De derde sjoel die we inmiddels wat vaker van binnen hebben gezien, is een conservative sjoel in zuid-Herzliya. Vlakbij Beth Juliana. De eerste keer dat we daar kwamen, werden we allervriendelijkst ontvangen door de plaatselijke rabbijn, die tweetalig is: Amerikaanse ouders die nog steeds geen Hebreeuws spreken (vertelde hij) én opgegroeid in Israël. De keren daarna herkende hij ons onmiddellijk en verwelkomde ons met de gastvrije woorden: “Be welcome misjpacha Polak!” Het is een intieme sjoel, dus je kan niet enigszins anoniem wegzinken, zoals bij Beth Daniël of de liberale sjoel in Ra’anana, die beide veel groter zijn.
Overigens zijn we beslist geen frequente sjoelgangers. Niettemin is het goed lid te zijn van een niet-orthodoxe sjoel om die stromingen in Israël een steuntje in de rug te geven. Doet me denken aan een grapje van de sjammasj van de LJG, die bij ons vorige bezoek zei: “Zo, even terug? Ach ja, Nederland is geen land voor Joden, hè?” Hier had hij met véél méér recht kunnen zeggen: Zo, weer terug? Tja, Israël is geen land voor liberale Joden, hè?
Eén van de dingen die we op ons Nederlandse programma hadden staan, was een ritje met de noord-zuidlijn. Dat viel niet tegen. Zag er fraai uit allemaal. En heel diep gelegen, wat was te verwachten. Ook weer eens rondgesnuffeld bij boekhandel Scheltema, nu gelegen aan het Rokin. Heerlijk om al die boeken te kunnen inkijken en te begrijpen wat er staat. Dat is hier een hele marteling, zij het dat Hebreeuws leren nog steeds heel bevredigend is. Ondanks het zeer matige effect in het dagelijks leven.
Net al de vorige keren viel me op dat Nederland zo keurig is, luxe en welvarend. De meeste zaken zijn netjes geregeld. Hier is het een stuk minder verzorgd, al gaat Israël wel flink vooruit in dat opzicht. Ook hier neemt de welvaart steeds meer toe, zij het lang niet voor allen. Ondanks dat is het hier goed toeven (afgezien van het vredes- en veiligheidsvraagstuk dat een soort perpetuum mobile lijkt). Saai is het hier echter allerminst, vanwege een hartstochtelijke bevolking die overal wat van vindt en dat vaak luid en duidelijk laat merken.
Samenvallend met ons verblijf in Nederland ontspon zich een discussie in het dagblad Trouw over wat in de protestantse kerk wordt genoemd “de onopgeefbare verbondenheid” met Israël. Als je het zo leest dan kun je je afvragen wat er wordt bedoeld: jodendom, volk, land of staat? Ik heb begrepen dat later is toegevoegd: verbondenheid met het volk. Plus zijn religie, denk ik dan onmiddellijk.
Dominee Offringa wil af van die verbondenheid. Er kwamen na zijn hartenkreet nogal wat reacties binnen. De sterkste vond ik die van Van Loopik. Niet in Trouw gepubliceerd, maar op de site van het Nederlands Israëlietisch Kerkgenootschap verscheen een nog sterkere reactie van Ruben Vis.
Opperrabbijn Jacobs zei volkomen terecht dat het aan de protestanten is hoe zij hun band met het Jodendom zien. Als zij zich willen distantiëren van Israël, wat daar dan ook mee bedoeld moge zijn, dan kunnen Joden daar helaas wel de vervelende gevolgen van ondervinden. De verbondenheid is naar mijn idee natuurlijk religieus bedoeld, niet politiek. De ene protestant is fel tegen Israël vanwege de Palestijnse kwestie, de andere protestant is juist fel voor de Joodse staat, al dan niet gekoppeld aan Palestijnen. Dat is vooral een kwestie van politieke voorkeur.
Als je doet of het protestantisme net zoveel heeft met islam of boeddhisme als met Jodendom, dan snap je wel erg weinig van je eigen religie en haar wortels. Offringa, die de banden wil lossnijden omdat anderen in zijn kerkgemeenschap die banden koesteren én de band ongetwijfeld nogal eens overdrijven (filosemitisme), geeft daar duidelijk blijk van.
Gelukkig is het voor ons, mijn vrouw en mij, simpel: wij hebben een band met Nederland. Die geven we niet zomaar op. Maar onopgeefbaar is die niet. Als Nederland alleen maar werd bevolkt door Offringa’s en zijn geestverwanten dan zou het met die band een ander verhaal worden.