Onlangs heb ik me laten vertellen dat er in Israël zo’n tienduizend Nederlanders wonen. Nederlandse Joden en net zo goed niet-Joodse Nederlanders, die expat of student zijn, diplomaat of wat dan ook. In Nederland wonen ongeveer net zo veel Israëli’s. Het saldo is dus nul.
Voordat mijn vrouw en ik het aandurfden op alija te gaan, hebben we in Amsterdam het spreekuur bezocht van de voorzitter van de Hollandse immigrantenvereniging, de Irgoen Oleh Holland (IOH). Ephraim Eisenmann bleek een vriendelijke man. Hij somde de voordelen op van de alija en had daarbij ook een verheugend nieuwtje voor ons in petto: oliem (immigranten) krijgen een aantal jaren een flink belastingvoordeel als ze buitenlandse inkomsten hebben, wat bij pensionado’s in de regel het geval is. De IOH helpt oliem chadasjiem (nieuwe immigranten), fungeert verder als belangenvereniging plus dat het sociale activiteiten en een lezenswaardige periodiek biedt voor de leden. Dat waren er ooit meer dan 1.500; nu telt de vereniging circa 700 leden. De leden worden ouder en ouder, er overlijden dus steeds meer mensen en er is nauwelijks instroom van jonge leden. Als het zo doorgaat zal de vereniging op den duur opdrogen, tenzij de IOH zichzelf opnieuw uitvindt.
In juni van dit jaar hebben we de algemene ledenvergadering van de IOH bezocht. Normaal vindt die plaats in Beth Juliana in Herzliya. Ditmaal was het in een verzorgingshuis bij ons om de hoek, omdat Beth Juliana wordt verbouwd. Er waren zo’n veertig leden aanwezig. Dat was een stuk minder dan het jaar daarvoor, hoorden we. Toen stonden er spannende zaken op de agenda, in het bijzonder bestuursverkiezingen. We hadden ons schrap gezet voor een wat tumultueuze vergadering na lezing van het verslag van de vorige jaarvergadering. Het ging er echter heel rustig aan toe. Bijna saai zelfs. Op het eind was er even een klein beetje roering in de zaal (de tot algemene ruimte omgetoverde sjoelruimte van het Amerikaans georiënteerde bejaardenhuis). Ik ben echter vergeten waar het precies over ging. Iets over speciale fondsen ter ondersteuning van leden of was het toch iets anders? De ruzies rond de Maror-gelden die voor Israël waren bestemd, kwamen ook even langs. Het laatste woord is daarover nog niet gezegd, hoewel velen hardnekkig proberen er een punt achter te zetten.
Hoewel we bijna niemand kenden, werden we door diverse mensen spontaan aangesproken. Joden die naar Israël verhuizen, kunnen hier op sympathie rekenen. Ook de voorzitter kwam naar ons toe. Toen we zeiden dat we hem eind 2014 hadden gesproken over onze alija-plannen, begon er iets te dagen. Hij was blij verrast dat we in Israël waren komen wonen.
Eerder hebben we een uitstapje meegemaakt van de afdeling Netanya van de IOH. De reis ging naar het noorden. We bezochten een zoutwinningsproject in de buurt van Atlit uit de eerste tijd van zionistische beweging en daarna een mooi gelegen kibboets voor de lunch. Tot slot gingen we naar een opgraving in Herzliya. Daar waren we al eens op eigen houtje geweest, maar nu was er een gids bij die een boeiende uitleg gaf over welke volkeren hier allemaal voet aan land hadden gezet – naast Joden uiteraard. Tijdens het bezoek aan de zoutwinningsplek werd één van de deelnemers onwel. Dat was schrikken. Hij werd per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Gelukkig ging het daarna beter met hem, zo vernamen we desgevraagd.
Bij de excursie was iedereen heel aardig voor elkaar en ook voor ons. Het bleek dat de meesten al heel erg lang in Israël wonen. Veertig jaar was geen uitzondering. We kwamen ook nog de Amerikaans-Joodse moeder tegen van de man van een vriendin van onze middelste dochter. Zij heeft lange tijd in Nederland gewoond. Met haar hebben we veel uitgewisseld. Zij zit hier nog maar enkele jaren en spreekt goed Hebreeuws. Dat heeft ze, als ik het goed heb ingeschat, van huis uit meegekregen, en dat scheelt.
Kort geleden hebben we ook nog een bijeenkomst meegemaakt van Jong Belegen. Zelf zou ik nooit zo’n naam hebben verzonnen voor een groep, maar het beestje moet een naam hebben. Er is ook nog een groep met de spannende naam Hutspot. Die is voor oudere Joodse Nederlanders in Israël. Jong Belegen bestaat zo’n twintig jaar. Het is opgericht door Elah en de IOH. Elah is een op (Joodse) Nederlanders gerichte hulpverleningsorganisatie. Oorspronkelijk ging het vooral om slachtoffers van de Sjoa. In Israël was heel vroeger bedroevend weinig aandacht voor deze groep en ook nu nog zijn er heel wat slachtoffers van de Sjoa die een kwijnend bestaan lijden. Dat mag je rustig een schande noemen voor een Joods land. De Israëli’s moesten na de Sjoa echter verder, zo was de algehele gedachte in Israël, ze moesten hun land opbouwen en ook nog eens verdedigen. Ze hadden weinig oog voor immateriële noden. En ik denk dat Joodse Israëli’s ‘gewoon’ de knop hebben omgezet: Joden als slachtoffer, dat nooit meer! Ze wilden er helemaal niets van weten! Gaandeweg is er gelukkig wel meer aandacht gekomen voor wat er echt is gebeurd in Europa en dat het voor velen bijna onmogelijk was om aan de nazi’s en hun handlangers te ontkomen. Zeker na het Eichmann-proces in de jaren zestig en het dreigen met gifgasaanvallen door Saddam Hoessein in de jaren negentig begonnen Israëli’s meer te begrijpen van de Sjoa. Ook als ze uit de Arabische landen of Iran kwamen. Tijdens de Golfoorlog werden nota bene gasmaskers uitgedeeld aan de Israëlische bevolking, waarmee de cirkel rond dreigde te worden.
Terug naar Jong Belegen. We kregen te horen dat er bij de oprichting twee harde afspraken werden gemaakt door de leden: we spreken Nederlands met elkaar én er wordt niet gesproken over de Sjoa. Het was best gezellig tijdens onze eerste bijeenkomst van Jong Belegen. We zagen bekende gezichten, mensen die we ook op het uitstapje van de IOH hadden gezien. Het eten was OK en we hebben gezellig gekletst met diverse mensen, onder wie de fameuze Riek Levie.
Riek is bijna een fenomeen. Heel wat oliem zijn ‘door haar vingers’ gegaan, want zij ving de nieuwkomers op vanuit de IOH. Dat doet ze niet meer, maar ze is nog volop in de running ondanks haar hoge leeftijd. Zij is ver in de tachtig, al zie je dat niet aan haar af. Zo is ze heel actief bij Beth Daniël, de progressief-Joodse gemeente in Tel Aviv. Riek heeft ook nog tijd gehad om een autobiografie te schrijven. Mijn Levenspad heet het, uitgekomen in 2013. We kregen van haar een gesigneerd exemplaar, waar we heel blij mee zijn. En natuurlijk gaan we het lezen.
Het is leuk om hier (oud-)Nederlanders te ontmoeten – inclusief degenen die ons vanuit Nederland komen opzoeken wanneer ze hier op vakantie zijn. Allereerst vanwege de taal, want we kunnen ons nu eenmaal het best uitdrukken in onze moedertaal. In het Hebreeuws zijn we heel gauw uitgepraat. Ten tweede heb je aan een half woord vaak genoeg als het over Nederland gaat. Of over de positie van dat land in de steeds kleiner wordende wereld, die psychologisch echter steeds onderlinge afstand laat zien. Toch zouden we niets liever willen dan zo snel mogelijk zoveel als mogelijk integreren en zo gauw mogelijk beter Hebreeuws spreken, al is het maar een beetje. Toen we bij Jong Belegen merkten dat iedereen uit volle borst Nederlandse liedjes begon mee te zingen, hadden wij zoiets van: maar dat hebben we achter ons gelaten, wij willen karaoke doen met Israëlische liedjes. “Geef mij maar Amsterdam” en meer van dat sentimenteels. Als we dat echt hadden gewild, zaten we nu niet hier.